Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitvoerend (Nederlands) in het Duits

uitvoeren:

uitvoeren werkwoord (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)

  1. uitvoeren (doen; verrichten; handelen; uitrichten)
    tun; verrichten; betreiben; treiben; ausrichten; erledigen; erfüllen; schaffen; handeln; erreichen; vollziehen; leisten; ausüben; vornehmen; schütten
    • tun werkwoord (tue, tuest, tut, tat, tatet, getan)
    • verrichten werkwoord (verrichte, verrichtest, verrichtet, verrichtete, verrichtetet, verrichtet)
    • betreiben werkwoord (betreibe, betreibst, betreibt, betrieb, betriebt, betrieben)
    • treiben werkwoord (treibe, treibst, treibt, trieb, triebt, getrieben)
    • ausrichten werkwoord (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)
    • erledigen werkwoord (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • erfüllen werkwoord (erfülle, erfüllst, erfüllt, erfüllte, erfülltet, erfüllt)
    • schaffen werkwoord (schaffe, schaffst, schafft, schuff, schufft, geschaffen)
    • handeln werkwoord (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)
    • erreichen werkwoord (erreiche, erreichst, erreicht, erreichte, erreichtet, erreicht)
    • vollziehen werkwoord (vollziehe, vollziehst, vollzieht, vollzog, vollzoget, vollzogen)
    • leisten werkwoord (leiste, leistst, leistt, leistte, leisttet, geleistet)
    • ausüben werkwoord (übe aus, übst aus, übt aus, übte aus, übtet aus, ausgeübt)
    • vornehmen werkwoord (nehme vor, nimmst vor, nimmt vor, nahm vor, nahmt vor, vorgenommen)
    • schütten werkwoord (schütte, schüttest, schüttet, schüttete, schüttetet, geschüttet)
  2. uitvoeren (exporteren)
    ausführen; exportieren
    • ausführen werkwoord (führe aus, führst aus, führt aus, führte aus, führtet aus, ausgeführt)
    • exportieren werkwoord (exportiere, exportierst, exportiert, exportierte, exportiertet, exportiert)
  3. uitvoeren
    ausführen
    • ausführen werkwoord (führe aus, führst aus, führt aus, führte aus, führtet aus, ausgeführt)

Conjugations for uitvoeren:

o.t.t.
  1. voer uit
  2. voert uit
  3. voert uit
  4. voeren uit
  5. voeren uit
  6. voeren uit
o.v.t.
  1. voerde uit
  2. voerde uit
  3. voerde uit
  4. voerden uit
  5. voerden uit
  6. voerden uit
v.t.t.
  1. heb uitgevoerd
  2. hebt uitgevoerd
  3. heeft uitgevoerd
  4. hebben uitgevoerd
  5. hebben uitgevoerd
  6. hebben uitgevoerd
v.v.t.
  1. had uitgevoerd
  2. had uitgevoerd
  3. had uitgevoerd
  4. hadden uitgevoerd
  5. hadden uitgevoerd
  6. hadden uitgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal uitvoeren
  2. zult uitvoeren
  3. zal uitvoeren
  4. zullen uitvoeren
  5. zullen uitvoeren
  6. zullen uitvoeren
o.v.t.t.
  1. zou uitvoeren
  2. zou uitvoeren
  3. zou uitvoeren
  4. zouden uitvoeren
  5. zouden uitvoeren
  6. zouden uitvoeren
en verder
  1. ben uitgevoerd
  2. bent uitgevoerd
  3. is uitgevoerd
  4. zijn uitgevoerd
  5. zijn uitgevoerd
  6. zijn uitgevoerd
diversen
  1. voer uit!
  2. voert uit!
  3. uitgevoerd
  4. uitvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitvoeren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het uitvoeren (tenuitvoerlegging; uitvoering; executie; volbrengen; voltrekking)
    die Durchführung; die Hinrichtung; die Vollziehung; die Exekution; die Vollstreckung; der Vollzug; die Strafvollstreckung

Vertaal Matrix voor uitvoeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Durchführung executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking doorvoer; transito
Exekution executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; strafuitvoering; terechtstelling; voltrekking van de straf
Hinrichtung executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; strafuitvoering; terechtstelling; voltrekking van de straf
Strafvollstreckung executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; strafuitvoering; terechtstelling; voltrekking van de straf
Vollstreckung executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; strafuitvoering; terechtstelling; voltrekking van de straf
Vollziehung executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; grote daad; prestatie; strafuitvoering; terechtstelling; verrichting; voltrekking van de straf
Vollzug executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausführen exporteren; uitvoeren volvoeren
ausrichten doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten arrangeren; herstellen; iets op touw zetten; in een bep. richting plaatsen; in het gelid stellen; mikken; recht maken; regelen; repareren; richten; uitlijnen; vernieuwen
ausüben doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten begaan; beoefenen; per ongeluk doen; plegen; uitoefenen
betreiben doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; doordouwen; doorzetten; per ongeluk doen; plegen; uitoefenen
erfüllen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten betrachten; een prestatie leveren; functioneren; presteren; proberen
erledigen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten afbreken; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fiksen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; koudmaken; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; ruineren; slopen; uit de weg ruimen; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; van kant maken; vermoorden; vernielen; vernietigen; verwoesten; vlakken; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; wegvegen; wissen
erreichen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten behalen; bereiken; doordringen; geraken; lenen; ontlenen; penetreren in; terecht komen; verkrijgen; winnen
exportieren exporteren; uitvoeren exporteren
handeln doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten afdingen; afpingelen; ageren; dingen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; huis-aan-huis-verkopen; leuren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; presteren; sjacheren; venten; verhandelen; verkopen
leisten doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten een prestatie leveren; functioneren; presteren
schaffen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; bedingen; bewerkstelligen; bolwerken; distribueren; exploiteren; fiksen; fixen; flikken; functioneren; in het leven roepen; klaarspelen; lappen; lenen; maken; ontlenen; realiseren; ronddelen; rooien; scheppen; tot stand brengen; uitbuiten; uitreiken; verdelen; verschaffen; verstrekken; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen
schütten doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten een prestatie leveren; functioneren; gieten; plenzen; presteren; schenken; stortregenen; uitstorten
treiben doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aankweken; aanplanten; begaan; beoefenen; de liefde bedrijven; fokken; functioneren; gaan staan; genereren; kweken; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opkweken; opstaan; per ongeluk doen; planten; plegen; procreëren; rijzen; telen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitspoken; uittrekken; verbouwen; voortbrengen
tun doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aanwenden; ageren; arbeiden; benutten; functioneren; gebruik maken van; gebruiken; handelen; in het leven roepen; leven; maken; manipuleren; opereren; optreden; procederen; scheppen; te werk gaan; toepassen; werken
verrichten doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aanwenden; arbeiden; benutten; een prestatie leveren; functioneren; gebruik maken van; gebruiken; presteren; toepassen; werken
vollziehen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; executeren; ter dood brengen; terechtstellen; voltrekken; volvoeren
vornehmen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten voorbinden; voordoen; voornemen
- verrichten

Synoniemen voor "uitvoeren":


Verwante definities voor "uitvoeren":

  1. naar het buitenland brengen1
    • de meeste tomaten worden uitgevoerd1
  2. vertonen of aan publiek laten horen1
    • zij voeren een werk van Mozart uit1
  3. het (volgens plan) maken of doen1
    • wie moet deze werkzaamheden uitvoeren?1

Wiktionary: uitvoeren

uitvoeren
verb
  1. exporteren
  2. afhandelen, voltrekken, ten uitvoer brengen
uitvoeren
verb
  1. transitiv: so handeln, dass dadurch eine Anweisung befolgt wird; auftragsgemäß durchführen
  2. transitiv; von Waren: in andere Länder verkaufen; exportieren

Cross Translation:
FromToVia
uitvoeren ausführen; bestehen; erfüllen; leisten accomplirachever entièrement.
uitvoeren begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen; ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; bürgen; Gewähr leisten; haften; verbürgen; behaupten; bestätigen; vergewissern; versichern; beteuern; zusichern; sicherstellen assurerrendre stable.
uitvoeren bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; stellen; bereiten construirebâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
uitvoeren machen; tun; stellen; bereiten; anfertigen; fabrizieren; herstellen; verfertigen fabriquerexécuter ou faire exécuter certains ouvrages suivant les procédés d’un art mécanique, en atelier ou en usine.
uitvoeren operieren; machen; tun; stellen; bereiten; wirken; einwirken; erwirken; wirksam sein; Wirkung ausüben; agieren; handeln; verfahren; vorgehen; tätig sein; sich verhalten opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.
uitvoeren posieren; legen; setzen; stecken; stellen; bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; bereiten poserplacer, mettre sur quelque chose.
uitvoeren abbilden; repräsentieren; vertreten; vorstellen; beschreiben; spielen; ausdrücken; zum Ausdruck bringen représenterprésenter de nouveau.
uitvoeren ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; ausrichten; verwirklichen; bewerkstelligen; vollbringen; durchführen; zustande bringen; vornehmen réaliser — construire

Computer vertaling door derden: