Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. toerist:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toerist (Nederlands) in het Duits

toerist:

toerist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de toerist (vakantieganger; vakantiereiziger)
    der Tourist
    • Tourist [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor toerist:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Tourist toerist; vakantieganger; vakantiereiziger

Verwante woorden van "toerist":

  • toeristen

Wiktionary: toerist

toerist
noun
  1. een mannelijk persoon die voor zijn plezier reist
toerist
noun
  1. Person, die zu ihrem Vergnügen reist

Cross Translation:
FromToVia
toerist Tourist; Touristin; Vergnügungsreisender; Vergnügungsreisende; Reisender; Reisende tourist — Someone who travels for pleasure