Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- bezielen:
-
Wiktionary:
- bezielen → begeistern
- bezielen → bestärken, stärken, beseelen, Seele einhauchen, beleben, begeistern, einflößen, eingeben, inspirieren, auferlegen, diktieren, vorsagen, zuerkennen, ansagen, vorschreiben, aufzwingen, hineinblasen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezielen (Nederlands) in het Duits
bezielen:
-
bezielen (een inspirerende werking hebben; inspireren)
-
bezielen (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
-
bezielen (stimuleren; aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen)
wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben-
hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
neubeleben werkwoord
Conjugations for bezielen:
o.t.t.
- beziel
- bezielt
- bezielt
- bezielen
- bezielen
- bezielen
o.v.t.
- bezielde
- bezielde
- bezielde
- bezielden
- bezielden
- bezielden
v.t.t.
- heb bezield
- hebt bezield
- heeft bezield
- hebben bezield
- hebben bezield
- hebben bezield
v.v.t.
- had bezield
- had bezield
- had bezield
- hadden bezield
- hadden bezield
- hadden bezield
o.t.t.t.
- zal bezielen
- zult bezielen
- zal bezielen
- zullen bezielen
- zullen bezielen
- zullen bezielen
o.v.t.t.
- zou bezielen
- zou bezielen
- zou bezielen
- zouden bezielen
- zouden bezielen
- zouden bezielen
diversen
- beziel!
- bezielt!
- bezield
- bezielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bezielen:
Wiktionary: bezielen
bezielen
Cross Translation:
verb
-
inspireren
- bezielen → begeistern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezielen | → bestärken; stärken | ↔ strengthen — to animate |
• bezielen | → beseelen; Seele einhauchen; beleben | ↔ animer — douer de vie un corps organiser. |
• bezielen | → begeistern; einflößen; eingeben; inspirieren; auferlegen; diktieren; vorsagen; zuerkennen; ansagen; vorschreiben; aufzwingen | ↔ dicter — prononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire. |
• bezielen | → begeistern; einflößen; eingeben; inspirieren; hineinblasen | ↔ inspirer — faire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons. |