Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. trachten:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. trachten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trachten (Nederlands) in het Duits

trachten:

trachten werkwoord (tracht, trachtte, trachtten, getracht)

  1. trachten (pogen; proberen)
    probieren; erproben
    • probieren werkwoord (probiere, probierst, probiert, probierte, probiertet, probiert)
    • erproben werkwoord (erprobe, erprobst, erprobt, erprobte, erprobtet, erprobt)

Conjugations for trachten:

o.t.t.
  1. tracht
  2. tracht
  3. tracht
  4. trachten
  5. trachten
  6. trachten
o.v.t.
  1. trachtte
  2. trachtte
  3. trachtte
  4. trachtten
  5. trachtten
  6. trachtten
v.t.t.
  1. heb getracht
  2. hebt getracht
  3. heeft getracht
  4. hebben getracht
  5. hebben getracht
  6. hebben getracht
v.v.t.
  1. had getracht
  2. had getracht
  3. had getracht
  4. hadden getracht
  5. hadden getracht
  6. hadden getracht
o.t.t.t.
  1. zal trachten
  2. zult trachten
  3. zal trachten
  4. zullen trachten
  5. zullen trachten
  6. zullen trachten
o.v.t.t.
  1. zou trachten
  2. zou trachten
  3. zou trachten
  4. zouden trachten
  5. zouden trachten
  6. zouden trachten
en verder
  1. ben getracht
  2. bent getracht
  3. is getracht
  4. zijn getracht
  5. zijn getracht
  6. zijn getracht
diversen
  1. tracht!
  2. trachtt!
  3. getracht
  4. trachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

trachten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. trachten (proberen)
    Versuchen; Probieren
  2. trachten (beogen; streven; pogen; )
    Anstreben; Beabsichtigen; die Anstrebung; Erstreben; Bezwecken

Vertaal Matrix voor trachten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anstreben aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Anstrebung aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Beabsichtigen aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Bezwecken aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Erstreben aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Probieren proberen; trachten
Versuchen proberen; trachten verzoeken; vragen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erproben pogen; proberen; trachten beproeven; bestuderen; keuren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; vorsen
probieren pogen; proberen; trachten aanproberen; beproeven; betrachten; op de proef stellen; passen; proberen; uitproberen
- pogen; proberen

Synoniemen voor "trachten":


Verwante definities voor "trachten":

  1. er je best voor doen1
    • ik tracht te komen, maar ik weet niet of het lukt1

Wiktionary: trachten


Cross Translation:
FromToVia
trachten versuchen try — to attempt

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van trachten



Duits

Uitgebreide vertaling voor trachten (Duits) in het Nederlands

trachten:

trachten werkwoord (trachte, trachtest, trachtet, trachtete, trachtetet, getrachtet)

  1. trachten (anstreben; bestreben; erstreben)
    streven; ijveren
    • streven werkwoord (streef, streeft, streefte, streeften, gestreefd)
    • ijveren werkwoord (ijver, ijvert, ijverde, ijverden, geijverd)
  2. trachten (erstreben; anstreben; bestreben)
    mikken; gericht werpen

Conjugations for trachten:

Präsens
  1. trachte
  2. trachtest
  3. trachtet
  4. trachten
  5. trachtet
  6. trachten
Imperfekt
  1. trachtete
  2. trachtetest
  3. trachtete
  4. trachteten
  5. trachtetet
  6. trachteten
Perfekt
  1. habe getrachtet
  2. hast getrachtet
  3. hat getrachtet
  4. haben getrachtet
  5. habt getrachtet
  6. haben getrachtet
1. Konjunktiv [1]
  1. trachte
  2. trachtest
  3. trachte
  4. trachten
  5. trachtet
  6. trachten
2. Konjunktiv
  1. trachtete
  2. trachtetest
  3. trachtete
  4. trachteten
  5. trachtetet
  6. trachteten
Futur 1
  1. werde trachten
  2. wirst trachten
  3. wird trachten
  4. werden trachten
  5. werdet trachten
  6. werden trachten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde trachten
  2. würdest trachten
  3. würde trachten
  4. würden trachten
  5. würdet trachten
  6. würden trachten
Diverses
  1. tracht!
  2. trachtet!
  3. trachten Sie!
  4. getrachtet
  5. trachtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor trachten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
streven Ambition; Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bemühen; Bestreben; Bezwecken; Ehrgeiz; Eifer; Erstreben; Streben; Ziel; Zielsetzung; Zweck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gericht werpen anstreben; bestreben; erstreben; trachten
ijveren anstreben; bestreben; erstreben; trachten
mikken anstreben; bestreben; erstreben; trachten ausrichten; richten; visieren; zielen
streven anstreben; bestreben; erstreben; trachten anstreben; erstreben

Synoniemen voor "trachten":


Wiktionary: trachten

trachten
verb
  1. iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken

Computer vertaling door derden: