Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. medewerker:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor medewerkers (Nederlands) in het Duits

medewerker:

medewerker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de medewerker (personeelslid; werknemer; klerk; )
    der Mitarbeiter; der Betriebsangehörige; die Mitarbeiterin
  2. de medewerker

Vertaal Matrix voor medewerker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Betriebsangehörige arbeider; arbeidskracht; klerk; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer
Mitarbeiter arbeider; arbeidskracht; klerk; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer assistent; helper; hulp; kantoorbediende; klerk; secondant; werknemer
Mitarbeiterin arbeider; arbeidskracht; klerk; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer kantoorbediende; klerk; medewerkster; stafmedewerkster
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Mitwirkender medewerker

Verwante woorden van "medewerker":

  • medewerkers

Wiktionary: medewerker

medewerker
noun
  1. iemand die met anderen in hetzelfde bedrijf, organisatie of vestiging werkt
medewerker
Cross Translation:
FromToVia
medewerker Kollege; Kollegin coworker — somebody with whom one works; a companion or workmate
medewerker Arbeitnehmer; Angestellte; Angestellter employee — individual who provides labor to a company or another person
medewerker Amtsbruder; Amtsgenosse; Genosse; Kollege collègue — (vieilli) Celui, celle qui exercer une fonction rémunérer par l’État, par rapport à ceux qui exercent cette même fonction.


Wiktionary: medewerkers


Cross Translation:
FromToVia
medewerkers Personal personnel — employees, office staff
medewerkers Belegschaft; Personal; Stab staff — employees of a business