Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- coachen:
- coach:
-
Wiktionary:
- coachen → trainieren, zusammenziehen, abtragen, fortbringen, wegtragen
- coach → Trainer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor coachen (Nederlands) in het Duits
coachen:
-
coachen (trainen; oefenen; harden; bekwamen)
trainieren; üben; ausbilden; entwickeln; heranbilden; einstudieren; einüben; bilden; proben; repetieren-
heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
-
einstudieren werkwoord (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
Vertaal Matrix voor coachen:
Verwante woorden van "coachen":
Wiktionary: coachen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• coachen | → trainieren | ↔ coach — sports: train |
• coachen | → trainieren; zusammenziehen; abtragen; fortbringen; wegtragen | ↔ entraîner — traîner avec soi, après soi. |
coachen vorm van coach:
-
de coach (oefenmeester)
Vertaal Matrix voor coach:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Trainer | coach; oefenmeester | dressuur; oefenmeester; paardendresseur; trainer |
Übungsleiter | coach; oefenmeester | dressuur; oefenmeester; paardendresseur; trainer |