Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- las:
- lassen:
- lezen:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- lesen:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor las (Nederlands) in het Duits
las:
-
de las (lasnaad; welnaad)
die Schweißnaht -
de las (samenvoeging; verbinding)
-
de las (tussenvoegsel; tussenstuk; tussenzetsel)
Vertaal Matrix voor las:
Verwante woorden van "las":
lassen:
-
lassen
-
lassen (aaneenlassen)
zusammenschweißen-
zusammenschweißen werkwoord
-
Conjugations for lassen:
o.t.t.
- las
- last
- last
- lassen
- lassen
- lassen
o.v.t.
- laste
- laste
- laste
- lasten
- lasten
- lasten
v.t.t.
- heb gelast
- hebt gelast
- heeft gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
v.v.t.
- had gelast
- had gelast
- had gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
o.t.t.t.
- zal lassen
- zult lassen
- zal lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
o.v.t.t.
- zou lassen
- zou lassen
- zou lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
en verder
- is gelast
diversen
- las!
- last!
- gelast
- lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lassen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Schweißen | lasnaden; lassen; welnaden | |
Schweißnaht | lasnaden; lassen; welnaden | las; lasnaad; naad; voeg; welnaad |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schweißen | lassen | |
verschweißen | lassen | |
zusammenschweißen | aaneenlassen; lassen |
Verwante woorden van "lassen":
lezen:
-
lezen
Conjugations for lezen:
o.t.t.
- lees
- leest
- leest
- lezen
- lezen
- lezen
o.v.t.
- las
- las
- las
- lazen
- lazen
- lazen
v.t.t.
- heb gelezen
- hebt gelezen
- heeft gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
v.v.t.
- had gelezen
- had gelezen
- had gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
o.t.t.t.
- zal lezen
- zult lezen
- zal lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
o.v.t.t.
- zou lezen
- zou lezen
- zou lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
en verder
- is gelezen
- zijn gelezen
diversen
- lees!
- leest!
- gelezen
- lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
lezen
Vertaal Matrix voor lezen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Ablesen | lezen | aflezen; oplezen; schriftlezing |
Lektüre | lezen | lectuur; leesvoer; schriftlezing |
Lesen | lezen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lesen | lezen | bestuderen; bijeen lezen; oogsten; plukken; verzamelen |
Verwante definities voor "lezen":
Wiktionary: lezen
lezen
Cross Translation:
verb
lezen
-
zien en interpreteren van tekst
- lezen → lesen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lezen | → lesen | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• lezen | → Lesen | ↔ reading — the process of interpreting written language |
• lezen | → überfliegen | ↔ skim — read quickly, skipping some detail |
• lezen | → lesen | ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support. |
Duits
Uitgebreide vertaling voor las (Duits) in het Nederlands
las vorm van lesen:
-
lesen
-
lesen (studieren; erforschen; erproben; nachforschen)
-
lesen (einholen; pflücken; einsammeln; ernten; auflesen)
-
lesen (zusammen lesen; durchlesen)
bijeen lezen-
bijeen lezen werkwoord
-
Conjugations for lesen:
Präsens
- lese
- liest
- liest
- lesen
- lest
- lesen
Imperfekt
- las
- last
- las
- lasen
- last
- lasen
Perfekt
- habe gelesen
- hast gelesen
- hat gelesen
- haben gelesen
- habt gelesen
- haben gelesen
1. Konjunktiv [1]
- lese
- lesest
- lese
- lesen
- leset
- lesen
2. Konjunktiv
- läse
- läsest
- läse
- läsen
- läset
- läsen
Futur 1
- werde lesen
- wirst lesen
- wird lesen
- werden lesen
- werdet lesen
- werden lesen
1. Konjunktiv [2]
- würde lesen
- würdest lesen
- würde lesen
- würden lesen
- würdet lesen
- würden lesen
Diverses
- les!
- lest!
- lesen Sie!
- gelesen
- lesend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor lesen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lezen | Ablesen; Lektüre; Lesen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bestuderen | erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren | |
bijeen lezen | durchlesen; lesen; zusammen lesen | |
lezen | lesen | |
oogsten | auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken | ernten |
plukken | auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken | ernten; pflücken |
verzamelen | auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken | ansammeln; bündeln; einsammeln; häufen; sammeln; scharen; versammeln; zusammenkommen; zusammensuchen; zusammentragen |
Synoniemen voor "lesen":
Wiktionary: lesen
lesen
lesen
Cross Translation:
-
(transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
- lesen → lezen
-
(transitiv), Landwirtschaft: Dinge auswählen, um sie danach aufzusammeln und zusammenzutragen
- lesen → oppikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lesen | → lezen | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• lesen | → lezen | ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support. |