Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oplettend (Nederlands) in het Duits

oplettend:

oplettend bijvoeglijk naamwoord

  1. oplettend (alert; wakker; uitgeslapen)
    wacker; aufgeweckt; wach; lebhaft; munter; lebendig; quick
  2. oplettend (opmerkzaam; aandachtig)
    aufmerksam; wachsam; andächtig

Vertaal Matrix voor oplettend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andächtig aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; belangstellend; devoot; eerbiedig; geestelijk; gelovig; geïnteresseerd; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; imposant; indrukwekkend; kerkelijk; ontzaggelijk; ontzagwekkend; religieus; vol achting; vroom
aufgeweckt alert; oplettend; uitgeslapen; wakker ad rem; adrem; bijdehand; briljant; clever; energiek; geagiteerd; geanimeerd; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; levendig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; verhit; vief; vindingrijk; vol fut; wakker
aufmerksam aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; alert; belangstellend; geïnteresseerd; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
lebendig alert; oplettend; uitgeslapen; wakker actief; beweeglijk; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; verhit; vief; vol fut
lebhaft alert; oplettend; uitgeslapen; wakker actief; ad rem; beweeglijk; bezet; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; slagvaardig; tierig; verhit; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd
munter alert; oplettend; uitgeslapen; wakker actief; beweeglijk; bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; fideel; fleurig; geagiteerd; geanimeerd; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; hooggekleurd; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; tierig; uitgelaten; verblijd; verheugd; verhit; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
quick alert; oplettend; uitgeslapen; wakker actief; ad rem; beweeglijk; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; slagvaardig; verhit; wakker
wach alert; oplettend; uitgeslapen; wakker
wachsam aandachtig; oplettend; opmerkzaam alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
wacker alert; oplettend; uitgeslapen; wakker

Verwante woorden van "oplettend":


Wiktionary: oplettend


Cross Translation:
FromToVia
oplettend achtsam; bedächtig; achtgebend; wachsam; auf der Hut; aufmerksam attentif — Qui a de l’attention, de la concentration sur quelque chose.

opletten:

opletten werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)

  1. opletten (aandachtig luisteren; toeluisteren)
    zuhören; hören; aufmerksahm zuhören; hinhören; horchen
    • zuhören werkwoord (höre zu, hörst zu, hört zu, hörte zu, hörtet zu, zugehört)
    • hören werkwoord (höre, hörst, hört, hörte, hörtet, gehört)
    • hinhören werkwoord (höre hin, hörst hin, hört hin, hörte hin, hörtet hin, hingehört)
    • horchen werkwoord (horche, horchst, horcht, horchte, horchtet, gehorcht)
  2. opletten (aandacht erbij houden)
    aufpassen; Aufmerksamkeit schenken
  3. opletten (uitkijken voor; oppassen)
    aufpassen; hüten; achtgeben auf
    • aufpassen werkwoord (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)
    • hüten werkwoord (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
    • achtgeben auf werkwoord
  4. opletten (in de gaten houden; in het oog houden; toezien)
    beobachten; observieren; achtgeben; anschauen; zusehen; ansehen; begucken; hinblicken; ausmachen
    • beobachten werkwoord (beobachte, beobachtest, beobachtet, beobachtete, beobachtetet, beobachtet)
    • observieren werkwoord (observiere, observierst, observiert, observierte, observiertet, observiert)
    • achtgeben werkwoord
    • anschauen werkwoord (schaue an, schaust an, schaut an, schaute an, schautet an, angeschaut)
    • zusehen werkwoord (sehe zu, siehst zu, sieh zu, sah zu, saht zu, zugesehen)
    • ansehen werkwoord (sehe an, siehst an, sieht an, sah an, saht an, angesehen)
    • begucken werkwoord (begucke, beguckst, beguckt, beguckte, begucktet, beguckt)
    • hinblicken werkwoord (blicke hin, blickst hin, blickt hin, blickte hin, blicktet hin, hingeblickt)
    • ausmachen werkwoord (mache aus, machst aus, macht aus, machte aus, machtet aus, ausgemacht)
  5. opletten (bij de les blijven)
  6. opletten (hoeden voor)
    aufpassen; achtgeben; hüten vor

Conjugations for opletten:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal opletten
  2. zult opletten
  3. zal opletten
  4. zullen opletten
  5. zullen opletten
  6. zullen opletten
o.v.t.t.
  1. zou opletten
  2. zou opletten
  3. zou opletten
  4. zouden opletten
  5. zouden opletten
  6. zouden opletten
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opletten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufmerksamkeit schenken aandacht erbij houden; opletten
achtgeben bij de les blijven; hoeden voor; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien behoeden; behouden; beschermen; bewaken; in bescherming nemen; oppassen; toezien op; uitkijken; voorzichtig zijn
achtgeben auf opletten; oppassen; uitkijken voor
anschauen in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; toeschouwen; turen; zien
ansehen in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; toekijken; toeschouwen; turen; zien
aufmerksahm zuhören aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
aufmerksam bleiben bij de les blijven; opletten
aufpassen aandacht erbij houden; hoeden voor; opletten; oppassen; uitkijken voor behoeden; behouden; beschermen; bewaken; in bescherming nemen; oppassen; toezien op; uitkijken; voorzichtig zijn
ausmachen in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien adviseren; afspreken; afwegen; afzetten; bepalen; determineren; doven; eens worden; iets aanraden; iets overeenkomen; ingeven; overdenken; overeenkomen; overeenstemmen; overwegen; raden; smoren; suggereren; uit elkaar gaan; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vaststellen
begucken in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aankijken; bekijken; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; toekijken; toeschouwen
beobachten in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aankijken; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; ontwaren; signaleren; speurend kijken; toekijken; toeschouwen; turen; voelen; waarnemen; zien
hinblicken in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien kijken; schouwen; toekijken; toeschouwen
hinhören aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren
horchen aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren aanhoren; beluisteren; horen; luisteren; te horen krijgen; toehoren; vernemen
hören aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren beluisteren; geluid waarnemen; horen; luisteren; te horen krijgen; vernemen
hüten opletten; oppassen; uitkijken voor behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; hoeden; in bescherming nemen; oppassen; toezien op; uitkijken; voorzichtig zijn
hüten vor hoeden voor; opletten
observieren in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; waarnemen; zien
zuhören aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren beluisteren; luisteren
zusehen in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aankijken; bekijken; gadeslaan; toekijken; toeschouwen
- oppassen; uitkijken

Synoniemen voor "opletten":


Verwante definities voor "opletten":

  1. je aandacht erbij houden1
    • jongens, allemaal even opletten als ik dit uitleg1

Wiktionary: opletten

opletten
verb
  1. bij voortduring aandachtig zijn

Cross Translation:
FromToVia
opletten lauschen listen — to expect or wait for a sound
opletten beachten; achten; achtgeben; aufpassen; Aufmerksamkeit schenken pay attention — to be attentive
opletten beobachten watch — to observe
opletten aufpassen; überwachen watch — to attend or guard
opletten herrschen; beherrschen; regieren; kontrollieren; nachsehen; überwachen; achtgeben; aufpassen; beachten; zusehen; aufpassen auf; Obacht geben; Obacht geben auf; beherzigen surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

letten op:

letten op werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)

  1. letten op

Conjugations for letten op:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal letten op
  2. zult letten op
  3. zal letten op
  4. zullen letten op
  5. zullen letten op
  6. zullen letten op
o.v.t.t.
  1. zou letten op
  2. zou letten op
  3. zou letten op
  4. zouden letten op
  5. zouden letten op
  6. zouden letten op
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor letten op:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achten auf letten op


Computer vertaling door derden: