Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. inkoop:
  2. inkopen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor inkoop:
    • einkauf


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inkoop (Nederlands) in het Duits

inkoop:

inkoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de inkoop
    der Ankauf; der Erwerb; der Kauf
    • Ankauf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Erwerb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kauf [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor inkoop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ankauf inkoop aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving
Erwerb inkoop aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; ambacht; broodwinning; koop; kopen; kostwinning; métier; stiel; vak; verkrijging; verwerving
Kauf inkoop aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving

Wiktionary: inkoop

inkoop
noun
  1. Betriebswirtschaftslehre: neben der Produktion und dem Absatz die dritte betriebliche Grundfunktion; Grundvorgang des Besorgens von Roh-, Hilfs- und Betriebsstoffen sowie von Dienstleistungen für die Produktion von Gütern

Cross Translation:
FromToVia
inkoop Einkauf procurement — purchasing department of a company
inkoop Beschaffung procurement — act of procuring or obtaining
inkoop Kauf; Einkauf; Kaufen; Einkaufen; Ankaufen achatacquisition faire à prix d’argent.
inkoop Kauf; Errungenschaft; Erwerb; Erwerbung; Anschaffung; Akquisition; Neuerwerbung; Neuanschaffung; Erworbenes; Akquise acquisitionaction d’acquérir.
inkoop Kauf; Einkauf empletteemploi, choix.

inkoop vorm van inkopen:

inkopen werkwoord (koop in, koopt in, kocht in, kochten in, ingekocht)

  1. inkopen (winkelen; boodschappen doen; inslaan; inkopen doen)
    einkaufen
    • einkaufen werkwoord (kaufe ein, kaufst ein, kauft ein, kaufte ein, kauftet ein, eingekauft)

Conjugations for inkopen:

o.t.t.
  1. koop in
  2. koopt in
  3. koopt in
  4. kopen in
  5. kopen in
  6. kopen in
o.v.t.
  1. kocht in
  2. kocht in
  3. kocht in
  4. kochten in
  5. kochten in
  6. kochten in
v.t.t.
  1. heb ingekocht
  2. hebt ingekocht
  3. heeft ingekocht
  4. hebben ingekocht
  5. hebben ingekocht
  6. hebben ingekocht
v.v.t.
  1. had ingekocht
  2. had ingekocht
  3. had ingekocht
  4. hadden ingekocht
  5. hadden ingekocht
  6. hadden ingekocht
o.t.t.t.
  1. zal inkopen
  2. zult inkopen
  3. zal inkopen
  4. zullen inkopen
  5. zullen inkopen
  6. zullen inkopen
o.v.t.t.
  1. zou inkopen
  2. zou inkopen
  3. zou inkopen
  4. zouden inkopen
  5. zouden inkopen
  6. zouden inkopen
diversen
  1. koop in!
  2. koopt in!
  3. ingekocht
  4. inkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inkopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boodschappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einkaufen boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen aankopen; aanschaffen; kopen; opkopen; overnemen; verkrijgen; verwerven

Wiktionary: inkopen

inkopen
verb
  1. door kopen een voorraad aanleggen

Cross Translation:
FromToVia
inkopen kaufen; sich kaufen; einkaufen; abkaufen; erstehen acheter — Tous sens
inkopen kaufen; einkaufen; erwerben; erlangen; aneignen acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).

Verwante vertalingen van inkoop