Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hik:
  2. hikken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hik (Nederlands) in het Duits

hik:

hik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hik
    der Schluckauf

Vertaal Matrix voor hik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schluckauf hik gehik

Verwante woorden van "hik":


Wiktionary: hik

hik
noun
  1. een periodiek optredende, spontane, onwillekeurige samentrekking van het middenrif tijdens inademing, gevolgd door het plots sluiten van het strotklepje, wat een kenmerkend geluid veroorzaakt

Cross Translation:
FromToVia
hik Schluckauf hiccup — spasm of the diaphragm
hik Schluckauf hiccups — the condition of having hiccup spasms
hik Schluckauf hoquetsecousse, choc, heurt.
hik Schluchzen sanglot — (term, surtout au pluriel) soupir redoubler, spasme de la poitrine qui, contracter par la douleur, laisse échapper des sons entrecouper.

hikken:

hikken werkwoord (hik, hikt, hikte, hikten, gehikt)

  1. hikken (de hik hebben)
    schlucksen; den Schluckauf haben; glucksen
    • schlucksen werkwoord (schluckse, schlucksest, schluckst, schluckste, schluckstet, geschluckst)
    • den Schluckauf haben werkwoord (habe den Schluckauf, hast den Schluckauf, hat den Schluckauf, hatte den Schluckauf, hattet den Schluckauf, den Schluckauf gehabt)
    • glucksen werkwoord (gluckse, gluckst, gluckste, gluckstet, gegluckst)

Conjugations for hikken:

o.t.t.
  1. hik
  2. hikt
  3. hikt
  4. hikken
  5. hikken
  6. hikken
o.v.t.
  1. hikte
  2. hikte
  3. hikte
  4. hikten
  5. hikten
  6. hikten
v.t.t.
  1. heb gehikt
  2. hebt gehikt
  3. heeft gehikt
  4. hebben gehikt
  5. hebben gehikt
  6. hebben gehikt
v.v.t.
  1. had gehikt
  2. had gehikt
  3. had gehikt
  4. hadden gehikt
  5. hadden gehikt
  6. hadden gehikt
o.t.t.t.
  1. zal hikken
  2. zult hikken
  3. zal hikken
  4. zullen hikken
  5. zullen hikken
  6. zullen hikken
o.v.t.t.
  1. zou hikken
  2. zou hikken
  3. zou hikken
  4. zouden hikken
  5. zouden hikken
  6. zouden hikken
diversen
  1. hik!
  2. hikt!
  3. gehikt
  4. hikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hikken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
den Schluckauf haben de hik hebben; hikken
glucksen de hik hebben; hikken bazelen; glimlachen; grijnzen; grinniken; kabbelen; klokgeluidjes maken; klokken; lachen; lallen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; proesten; schateren; wauwelen
schlucksen de hik hebben; hikken

Verwante woorden van "hikken":


Wiktionary: hikken


Cross Translation:
FromToVia
hikken hicksen hiccup — to hiccup

Verwante vertalingen van hik