Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- afgelasten:
-
Wiktionary:
- afgelasten → absagen
- afgelasten → aufheben, aussetzen, aufschieben, annullieren, für null und nichtig erklären, kassieren, abschaffen, niederschlagen, einstellen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgelasten (Nederlands) in het Duits
afgelasten:
-
afgelasten (afzeggen; afblazen)
-
afgelasten (annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken)
annulieren; stornieren; absagen; rückgängig machen; abbestellen; einstellen; streichen; aufheben-
rückgängig machen werkwoord (mache rückgängig, machst rückgängig, macht rückgängig, machte rückgängig, machtet rückgängig, rückgängig gemacht)
-
abbestellen werkwoord
Conjugations for afgelasten:
o.t.t.
- gelast af
- gelast af
- gelast af
- gelasten af
- gelasten af
- gelasten af
o.v.t.
- gelastte af
- gelastte af
- gelastte af
- gelastten af
- gelastten af
- gelastten af
v.t.t.
- heb afgelast
- hebt afgelast
- heeft afgelast
- hebben afgelast
- hebben afgelast
- hebben afgelast
v.v.t.
- had afgelast
- had afgelast
- had afgelast
- hadden afgelast
- hadden afgelast
- hadden afgelast
o.t.t.t.
- zal afgelasten
- zult afgelasten
- zal afgelasten
- zullen afgelasten
- zullen afgelasten
- zullen afgelasten
o.v.t.t.
- zou afgelasten
- zou afgelasten
- zou afgelasten
- zouden afgelasten
- zouden afgelasten
- zouden afgelasten
diversen
- gelast af!
- gelast af!
- afgelast
- afgelastende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afgelasten:
Verwante definities voor "afgelasten":
Wiktionary: afgelasten
afgelasten
Cross Translation:
verb
-
de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
- afgelasten → absagen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgelasten | → aufheben; aussetzen; aufschieben | ↔ suspend — To discontinue or interrupt a function, task, position, or event |
• afgelasten | → annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren | ↔ abroger — Rendre nul. principalement en parlant de lois, de coutumes |
• afgelasten | → abschaffen; aufheben; niederschlagen; einstellen; annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren | ↔ annuler — rendre nul. |