Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stengel (Nederlands) in het Duits
stengel:
Vertaal Matrix voor stengel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Halm | halm; steel; stengel | halm; spriet |
Stengel | halm; steel; stengel | stelen; stengels |
Stiel | halm; steel; stengel | deurklink; deurkruk; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; kruk |
Verwante woorden van "stengel":
Wiktionary: stengel
stengel
Cross Translation:
noun
-
Hauptspross einer nicht krautigen Pflanze
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stengel | → Stiel; Stängel | ↔ stalk — the longish piece that supports the seed-carrying parts of a plant |
• stengel | → Stamm | ↔ stem — botany: above-ground stalk of a vascular plant |
• stengel | → Halm | ↔ tige — partie d’une plante qui sort de terre |
Duits
Uitgebreide vertaling voor stengel (Duits) in het Nederlands
Stengel:
-
die Stengel (Schäfte)
Vertaal Matrix voor Stengel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
halm | Halm; Stengel; Stiel | Halm |
steel | Halm; Stengel; Stiel | Gehhilfe |
stelen | Stengel; Stielen | Deichseln; Stiele |
stengel | Halm; Stengel; Stiel | |
stengels | Schäfte; Stengel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stelen | abhandenmachen; abstauben; abstäuben; enteignen; entwenden; hinterziehen; klauen; rauben; sich aneignen; stehlen; unterschlagen; verhehlen; verheimlichen; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen; zurückbehalten; zurückhalten |