Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- partner:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Partner:
- Partner-:
-
Wiktionary:
- Partner → partner, medespeler
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor partner (Nederlands) in het Duits
partner:
-
de partner (gezel; maat)
-
de partner (gezellin)
-
de partner (echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man)
-
de partner (levensgezel; levenspartner)
-
de partner (medestrijder; bondgenoot; medestander)
-
de partner (zakenpartner; vennoot; compagnon; deelgenoot; medefirmant)
Vertaal Matrix voor partner:
Verwante woorden van "partner":
Verwante definities voor "partner":
Wiktionary: partner
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• partner | → Gefährte; Begleiter; Genosse; Geselle | ↔ compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose. |
• partner | → Partner; Mitspieler | ↔ partenaire — Celui, celle qui, dans certains jeux, est associé à un autre joueur. |
Duits
Uitgebreide vertaling voor partner (Duits) in het Nederlands
Partner:
-
der Partner (Ehegatte; Mann; Gemahl; Lebenspartner; Gatte)
-
der Partner (Mitkämpfer; Genosse; Komplize)
-
der Partner (Firmeninhaber; Gesellschafter; Mitinhaber; Teilhaber; Sozius; Kompagnon)
-
der Partner (Lebensgefährte; Ehepartner)
-
der Partner (männliche Person; Mann; Kumpel; Weib; Kerl; Gatte; Gemahl; Gefährte; Freund; Teilhaber)
-
der Partner
Vertaal Matrix voor Partner:
Synoniemen voor "Partner":
Wiktionary: Partner
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Partner | → partner; medespeler | ↔ partenaire — Celui, celle qui, dans certains jeux, est associé à un autre joueur. |
Partner-:
-
Partner-
federatief-
federatief bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor Partner-:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
federatief | Partner- |