Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- wetten:
- wet:
-
Wiktionary:
- wetten → wetzen, schleifen, scharf machen, schärfen, spitzen
- wet → Gesetz
- wet → Rechtsgeschäft, Gesetz, Verordnung, Recht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- wetten:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wetten (Nederlands) in het Duits
wetten:
-
wetten (slijpen; aanzetten; scherpen)
wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen-
abschleifen werkwoord (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
Conjugations for wetten:
o.t.t.
- wet
- wet
- wet
- wetten
- wetten
- wetten
o.v.t.
- wette
- wette
- wette
- wetten
- wetten
- wetten
v.t.t.
- heb gewet
- hebt gewet
- heeft gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
v.v.t.
- had gewet
- had gewet
- had gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
o.t.t.t.
- zal wetten
- zult wetten
- zal wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
o.v.t.t.
- zou wetten
- zou wetten
- zou wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
diversen
- wet!
- wet!
- gewet
- wettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wetten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gesetze | wetten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abschleifen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | afslijpen; erafslijpen; scherp maken; slijpen |
schleifen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | een slepende gang hebben; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; scherp maken; slijpen; uitslijpen; wegslijpen |
schärfen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | |
wetzen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; scherp maken; slijpen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
Verwante woorden van "wetten":
Wiktionary: wetten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wetten | → wetzen | ↔ whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening |
• wetten | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil. |
• wetten | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ aiguiser — rendre aigu. |
wetten vorm van wet:
-
de wet (voorschrift; regel; regeling; reglement; orde)
die Vorschrift; Gesetz; Reglement; die Regelung; die Richtlinie; die Ordnung; die Verordnung; Gebot; die Verfügung; die Satzung; Statut; die Bestimmung; die Anordnung; die Dienstordnung -
de wet
Vertaal Matrix voor wet:
Verwante woorden van "wet":
Verwante definities voor "wet":
Wiktionary: wet
wet
Cross Translation:
noun
-
een door de overheid opgestelde regel
- wet → Gesetz
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wet | → Rechtsgeschäft; Gesetz; Verordnung | ↔ act — statute |
• wet | → Gesetz | ↔ law — written or understood rule |
• wet | → Gesetz; Recht | ↔ law — body of rules from the legislative authority |
• wet | → Gesetz | ↔ law — observed physical behavior |
• wet | → Gesetz | ↔ legislation — law already enacted by legislature |
• wet | → Gesetz | ↔ loi — règle, obligations écrites, prescrites ou tacites, auxquelles les hommes se doivent de se conformer. |
Computer vertaling door derden:
Duits
Uitgebreide vertaling voor wetten (Duits) in het Nederlands
wetten:
-
wetten (ich nehme ein Risiko; es wagen)
gokken; een gok wagen-
een gok wagen werkwoord (waag een gok, waagt een gok, waagde een gok, waagden een gok, een gok gewaagd)
-
wetten (verwetten; einsetzen)
-
wetten (spekulieren; spielen)
-
wetten (eine Wette machen)
Conjugations for wetten:
Präsens
- wette
- wettest
- wettet
- wetten
- wettet
- wetten
Imperfekt
- wettete
- wettetest
- wettete
- wetteten
- wettetet
- wetteten
Perfekt
- habe gewettet
- hast gewettet
- hat gewettet
- haben gewettet
- habt gewettet
- haben gewettet
1. Konjunktiv [1]
- wette
- wettest
- wette
- wetten
- wettet
- wetten
2. Konjunktiv
- wettete
- wettetest
- wettete
- wetteten
- wettetet
- wetteten
Futur 1
- werde wetten
- wirst wetten
- wird wetten
- werden wetten
- werdet wetten
- werden wetten
1. Konjunktiv [2]
- würde wetten
- würdest wetten
- würde wetten
- würden wetten
- würdet wetten
- würden wetten
Diverses
- wett!
- wettet!
- wetten Sie!
- gewettet
- wettend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wetten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gokken | Spekulieren; Spielen | |
inzetten | Anfangen; Angehen; Anheben; Anstimmen; Bereitstellung; Einlage; Einsetzen; Geldeinsatz; Softwarebereitstellung | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
een gok wagen | es wagen; ich nehme ein Risiko; wetten | |
gokken | es wagen; ich nehme ein Risiko; spekulieren; spielen; wetten | |
inzetten | eine Wette machen; einsetzen; verwetten; wetten | Einsatz zeigen; abheben; anfangen; anheben; antreten; beginnen; einsetzen; starten |
met geld spelen | spekulieren; spielen; wetten | |
speelgeld inzetten | eine Wette machen; wetten | |
verwedden | einsetzen; verwetten; wetten | |
wedden | einsetzen; verwetten; wetten |
Synoniemen voor "wetten":
Computer vertaling door derden: