Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overkomen (Nederlands) in het Duits

overkomen:

overkomen bijvoeglijk naamwoord

  1. overkomen (overvallen)
    geschehen; passiert; zugestoßen

overkomen werkwoord (overkom, overkomt, overkwam, overkwamen, overkomen)

  1. overkomen
    geschehen; passieren
    • geschehen werkwoord
    • passieren werkwoord (passiere, passierst, passiert, passierte, passiertet, passiert)

Conjugations for overkomen:

o.t.t.
  1. overkom
  2. overkomt
  3. overkomt
  4. overkomen
  5. overkomen
  6. overkomen
o.v.t.
  1. overkwam
  2. overkwam
  3. overkwam
  4. overkwamen
  5. overkwamen
  6. overkwamen
v.t.t.
  1. ben overkomen
  2. bent overkomen
  3. is overkomen
  4. zijn overkomen
  5. zijn overkomen
  6. zijn overkomen
v.v.t.
  1. was overkomen
  2. was overkomen
  3. was overkomen
  4. waren overkomen
  5. waren overkomen
  6. waren overkomen
o.t.t.t.
  1. zal overkomen
  2. zult overkomen
  3. zal overkomen
  4. zullen overkomen
  5. zullen overkomen
  6. zullen overkomen
o.v.t.t.
  1. zou overkomen
  2. zou overkomen
  3. zou overkomen
  4. zouden overkomen
  5. zouden overkomen
  6. zouden overkomen
en verder
  1. heb overkomen
  2. hebt overkomen
  3. heeft overkomen
  4. hebben overkomen
  5. hebben overkomen
  6. hebben overkomen
diversen
  1. overkom!
  2. overkomt!
  3. overkomen
  4. overkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overkomen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschehen overkomen gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen
passieren overkomen gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschehen overkomen; overvallen
passiert overkomen; overvallen voorgevallen
zugestoßen overkomen; overvallen

Verwante woorden van "overkomen":

  • overkomene

Wiktionary: overkomen

overkomen
verb
  1. andere kant bereiken

Cross Translation:
FromToVia
overkomen Erfolg haben; gelingen; bestehen; geschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; hingeraten; ankommen; eintreffen; gelangen; zukommen; herzukommen arriverparvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
overkomen scheinen; aussehen; erscheinen; zum Vorschein kommen; sich zeigen; auftauchen; zutage treten; an den Tag kommen; ans Licht kommen; als … dastehen paraîtreexposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester.
overkomen scheinen sembler — avoir l’air, l’apparence