Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Aufbau
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
arrangement; bouwwerk; bovenbouw; gebouw; geweven stof; indeling; opbouw; opstelling; ordening; organisatie; pand; rangschikking; samenstelling; schikking; structuur; systeem; weefsel
|
Bau
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
aanleggen; bouw; bouwsector; bouwwerk; gebouw; opbouw; ordening; organisatie; pand; samenstelling; structuur; systeem; verbouwing; vertimmering
|
Bauart
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
bouwstijl; bouwwijze
|
Erbauung
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
Errichtung
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
bouwwerk; gebouw; het stichten; instelling; kolonie; oprichting; pand; stichting; vestiging
|
Fertigung
|
constructie; fabricage
|
fabricage; productie
|
Herstellung
|
constructie; fabricage
|
aanmaak; creatie; creëren; fabricage; fabricatie; maak; maaksel; maken; merk; productie; scheppen; schepping; vervaardiging
|
Konstruktion
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
bouwwerk; gebouw; opbouw; ordening; organisatie; pand; samenstelling; structuur; systeem
|
Struktur
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
bouwwerk; component; gebouw; opbouw; ordening; organisatie; pand; samenstelling; struct; structuur; systeem; toewijzing
|
Zusammensetzung
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
assemblage; assembleren; bijeenplaatsing; montage; onderdelen; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; samenstelling taalkunde; samenvoeging; structuur; systeem
|
innere Aufbau
|
bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur
|
|