Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schut (Nederlands) in het Duits
schutten:
-
schutten
Conjugations for schutten:
o.t.t.
- schut
- schut
- schut
- schutten
- schutten
- schutten
o.v.t.
- schutte
- schutte
- schutte
- schutten
- schutten
- schutten
v.t.t.
- heb geschut
- hebt geschut
- heeft geschut
- hebben geschut
- hebben geschut
- hebben geschut
v.v.t.
- had geschut
- had geschut
- had geschut
- hadden geschut
- hadden geschut
- hadden geschut
o.t.t.t.
- zal schutten
- zult schutten
- zal schutten
- zullen schutten
- zullen schutten
- zullen schutten
o.v.t.t.
- zou schutten
- zou schutten
- zou schutten
- zouden schutten
- zouden schutten
- zouden schutten
en verder
- ben geschut
- bent geschut
- is geschut
- zijn geschut
- zijn geschut
- zijn geschut
diversen
- schut!
- schut!
- geschut
- schuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schutten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einsperren | schutten | aanhouden; arresteren; bijsluiten; bijvoegen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis houden; in hechtenis nemen; inrekenen; insluiten; interneren; isoleren; kooien; oppakken; opsluiten; toevoegen; vasthouden; vastzetten; vatten |
Wiktionary: schut
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schut | → Wand | ↔ paroi — maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre. |