Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. put:
  2. putten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor put (Nederlands) in het Duits

put:

put [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de put (waterput; bron; wel)
    der Brunnen; die Zisterne
    • Brunnen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zisterne [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor put:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brunnen bron; put; waterput; wel bron; bronwater; fonteinen; mineraalwater; waterbron; welwater
Zisterne bron; put; waterput; wel

Verwante woorden van "put":


Wiktionary: put

put
noun
  1. een pijpvormige uitholling in een oppervlak
put
noun
  1. Tiefbauwerk zur Gewinnung von Grundwasser oder Uferfiltrat, manchmal, vor allem früher, auch Bauwerke zur Gewinnung von Quellwasser

Cross Translation:
FromToVia
put Grube; Loch pit — hole in the ground
put Brunnen well — hole sunk into the ground
put Grube; Höhlung; Vertiefung creuxcavité, concavité, trou.
put Brunnen puits — Trou pour tirer de l'eau

put vorm van putten:

putten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de putten (waterputten)
    die Wasserlöcher

Vertaal Matrix voor putten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Wasserlöcher putten; waterputten

Verwante woorden van "putten":


Wiktionary: putten

putten
verb
  1. etwas aus einer großen Menge Flüssigkeit entnehmen

Cross Translation:
FromToVia
putten schöpfen; entnehmen; entlehnen puiser — Prendre de l’eau dans un puits, dans une rivière, à une source, etc.