Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opengaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opengaan (Nederlands) in het Duits

opengaan:

opengaan werkwoord (ga open, gaat open, ging open, gingen open, opengegaan)

  1. opengaan (losgaan)
    sich öffnen; aufgehen
    • sich öffnen werkwoord
    • aufgehen werkwoord (gehe auf, gehst auf, geht auf, ging auf, ginget auf, aufgegangen)

Conjugations for opengaan:

o.t.t.
  1. ga open
  2. gaat open
  3. gaat open
  4. gaan open
  5. gaan open
  6. gaan open
o.v.t.
  1. ging open
  2. ging open
  3. ging open
  4. gingen open
  5. gingen open
  6. gingen open
v.t.t.
  1. ben opengegaan
  2. bent opengegaan
  3. is opengegaan
  4. zijn opengegaan
  5. zijn opengegaan
  6. zijn opengegaan
v.v.t.
  1. was opengegaan
  2. was opengegaan
  3. was opengegaan
  4. waren opengegaan
  5. waren opengegaan
  6. waren opengegaan
o.t.t.t.
  1. zal opengaan
  2. zult opengaan
  3. zal opengaan
  4. zullen opengaan
  5. zullen opengaan
  6. zullen opengaan
o.v.t.t.
  1. zou opengaan
  2. zou opengaan
  3. zou opengaan
  4. zouden opengaan
  5. zouden opengaan
  6. zouden opengaan
diversen
  1. ga open!
  2. gaat open!
  3. opengegaan
  4. opengaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opengaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgehen losgaan; opengaan aankloppen; aantikken; doorbreken; gaan staan; juist zijn; kloppen; omhoog schieten; omhoogrijzen; opkomen bij; oprijzen; opschieten; opstaan; overeenstemmen; rijzen; tikken; uit de grond schieten
sich öffnen losgaan; opengaan

Wiktionary: opengaan

opengaan
verb
  1. zich openen

Cross Translation:
FromToVia
opengaan → [[öffnete sich]] open — to become open
opengaan offen; geöffnet open — to begin conducting business