Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nors (Nederlands) in het Duits

nors:

nors bijvoeglijk naamwoord

  1. nors (bruusk; kortaf; onzacht)
    schroff; brüsk; barsch
  2. nors (chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig)
    knurrig; barsch; brüsk; sauertöpfisch; griesgrämig; schlechtgelaunt

Vertaal Matrix voor nors:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barsch bruusk; chagrijnig; knorrig; kortaf; korzelig; nors; nurks; onzacht
brüsk bruusk; chagrijnig; knorrig; kortaf; korzelig; nors; nurks; onzacht bot; kortaf; zonder omhaal
griesgrämig chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks beklagend; brommerig; mopperig; naargeestig; negatief; somber; triest; troosteloos; zeurderig; zwaarmoedig
knurrig chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; mopperig
sauertöpfisch chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; mopperig
schlechtgelaunt chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks brommerig; geirriteerd; mopperig; naargeestig; somber; stuurs; triest; troosteloos; zwaarmoedig
schroff bruusk; kortaf; nors; onzacht agressief; bot; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hard; hardhandig; hel; hoog; kortaf; korzelig; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; ongelikt; onopgevoed; onzacht; ruw; schel; scherp; schril; snauwend; snerpend; wrevelig

Verwante woorden van "nors":

  • norsheid, norse, nor

Wiktionary: nors

nors
adjective
  1. onvriendelijk en zwijgzaam, kortaf

Cross Translation:
FromToVia
nors mürrisch; reizbar crusty — grumpy, short-tempered
nors verdrießlich; mißmutig morose — Sullen, gloomy; showing a brooding ill humour
nors schmollend sulky — gloomy
nors brummig; unwirsch; unfreundlich bougon — (familier, fr) Qui a tendance à bougonner.
nors brummig; unwirsch; unfreundlich grognon — Qui grogner. — usage N’a pas de féminin quand il s’applique aux personnes.
nors düster; schlechtgelaunt; widerwärtig; unangenehm; brummig; unwirsch; unfreundlich; langweilig; öde maussade — D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné.
nors brummig; unwirsch; unfreundlich quinteux — Qui est fantasque, qui est sujet à des quintes, à des accès de mauvaise humeur.
nors barsch rébarbatif — Peu engageant

nor:

nor [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de nor (strafgevangenis; gevangenis; doos; )
    die Strafanstalt; die Strafvollzugsanstalt

Vertaal Matrix voor nor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Strafanstalt bajes; bak; doos; gevangenis; lik; nor; petoet; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats huis van bewaring; krijgsgevangenschap
Strafvollzugsanstalt bajes; bak; doos; gevangenis; lik; nor; petoet; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats

Verwante woorden van "nor":


Wiktionary: nor

nor
noun
  1. een gevangenis

Cross Translation:
FromToVia
nor Knast joint — prison
nor Gefängnis; Knast pokey — prison
nor Gefängnis; Verlies; Karzer prisonendroit closenfermer les personnes condamnés à une peine de privation de liberté ou les prévenus en attente de jugement.