Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. boon:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boon (Nederlands) in het Duits

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de boon (bruine boon)
    die Bohne; die braune Bohne
  2. de boon (sperzieboon)
    die Schneidebohne; die Schnittbohne; die Bohne; die Brechbohn; die Brechbohne

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bohne boon; bruine boon; sperzieboon prinsessenboon
Brechbohn boon; sperzieboon prinsessenboon
Brechbohne boon; sperzieboon slaboon
Schneidebohne boon; sperzieboon
Schnittbohne boon; sperzieboon snijboon
braune Bohne boon; bruine boon

Verwante woorden van "boon":

  • bonen, boontje, boontjes

Verwante definities voor "boon":

  1. lange smalle groene peulvrucht1
    • we eten sperziebonen vanavond1
  2. ovaal of rond zaad van een peulvrucht1
    • we eten vanavond bruine bonen1

Wiktionary: boon

boon
noun
  1. een eetbare peulvrucht
boon
noun
  1. Pflanze (oder Teil) verschiedener Schmetterlingsblütler

Cross Translation:
FromToVia
boon Bohne bean — seed
boon Bohne fèvelégumineuse cultivée pour sa graine
boon Bohne; Faseole haricotÉléments à trier …

Verwante vertalingen van boon