Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vlechten (Nederlands) in het Duits
vlechten:
-
vlechten
einflechten; flechten-
einflechten werkwoord (flechte ein, flichst ein, flicht ein, flocht ein, flochtet ein, eingeflochten)
-
-
vlechten (ineenvlechten; strengelen)
Conjugations for vlechten:
o.t.t.
- vlecht
- vlecht
- vlecht
- vlechten
- vlechten
- vlechten
o.v.t.
- vlocht
- vlocht
- vlocht
- vlochten
- vlochten
- vlochten
v.t.t.
- heb gevlochten
- hebt gevlochten
- heeft gevlochten
- hebben gevlochten
- hebben gevlochten
- hebben gevlochten
v.v.t.
- had gevlochten
- had gevlochten
- had gevlochten
- hadden gevlochten
- hadden gevlochten
- hadden gevlochten
o.t.t.t.
- zal vlechten
- zult vlechten
- zal vlechten
- zullen vlechten
- zullen vlechten
- zullen vlechten
o.v.t.t.
- zou vlechten
- zou vlechten
- zou vlechten
- zouden vlechten
- zouden vlechten
- zouden vlechten
diversen
- vlecht!
- vlecht!
- gevlochten
- vlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de vlechten (haarvlechten)
Vertaal Matrix voor vlechten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Flechten | haarvlechten; vlechten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einflechten | vlechten | doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; ineenstrengelen; ineenvlechten; inpassen; invlechten; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; vervlechten; verweven; vlechten in |
flechten | vlechten | ineenvlechten; invlechten; samenweven; vervlechten; verweven; vlechten in |
schlingen | ineenvlechten; strengelen; vlechten | binnenkrijgen; deinen; golven; neerleggen; onderuit halen; opslokken; opvreten; verslinden; verzwelgen; zwelgen |
Verwante woorden van "vlechten":
Wiktionary: vlechten
vlechten
Cross Translation:
verb
vlechten
-
in elkaar strengelen
- vlechten → flechten
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vlechten | → flechten | ↔ braid — intertwine |
• vlechten | → flechten | ↔ plait — to interweave |
• vlechten | → schlingen; winden; flechten | ↔ natter — tresser en natte. |
• vlechten | → weben; wirken; schlingen; winden; flechten | ↔ tisser — Faire de la toile ou d’autres étoffes en croiser ou entrelacer sur un métier les fils dont elles devoir composer. |
• vlechten | → schlingen; winden; flechten | ↔ tresser — mettre, arranger en tresses. |
vlecht:
-
de vlecht (wrong; knoedel; kluwen; haarknot; knoedeltje; knot; knotje; knoet)
-
de vlecht (haarvlecht)
Vertaal Matrix voor vlecht:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Dutt | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | knot; knotje haar |
Haarknoten | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | haarknotten; knot; knotje haar |
Haarzopf | haarvlecht; vlecht | haarstreng; haarvlecht; streng |
Knoten | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | gezwel; knobbel; knooppunt; knot; knotje haar; tumor |
Knäuel | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | dotten; knot; streng garen |
Knötchen | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | |
Strähne | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | haarsliert |