Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vergissen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vergissen (Nederlands) in het Duits

vergissen:

vergissen werkwoord (vergis, vergist, vergiste, vergisten, vergist)

  1. vergissen (het mis hebben; feilen; misrekenen)
    sich täuschen; sich vertun; daneben sein

Conjugations for vergissen:

o.t.t.
  1. vergis
  2. vergist
  3. vergist
  4. vergissen
  5. vergissen
  6. vergissen
o.v.t.
  1. vergiste
  2. vergiste
  3. vergiste
  4. vergisten
  5. vergisten
  6. vergisten
v.t.t.
  1. heb vergist
  2. hebt vergist
  3. heeft vergist
  4. hebben vergist
  5. hebben vergist
  6. hebben vergist
v.v.t.
  1. had vergist
  2. had vergist
  3. had vergist
  4. hadden vergist
  5. hadden vergist
  6. hadden vergist
o.t.t.t.
  1. zal vergissen
  2. zult vergissen
  3. zal vergissen
  4. zullen vergissen
  5. zullen vergissen
  6. zullen vergissen
o.v.t.t.
  1. zou vergissen
  2. zou vergissen
  3. zou vergissen
  4. zouden vergissen
  5. zouden vergissen
  6. zouden vergissen
diversen
  1. vergis!
  2. vergist!
  3. vergist
  4. vergissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vergissen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daneben sein feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
sich täuschen feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
sich vertun feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen

Verwante definities voor "vergissen":

  1. per ongeluk verkeerd doen of zeggen1
    • ik vergis me: het is niet dinsdag, maar woensdag1

Wiktionary: vergissen

vergissen
verb
  1. eerste betekenisomschrijving

Cross Translation:
FromToVia
vergissen verwirren; irren égarer — Pronominal : s’égarer

Verwante vertalingen van vergissen