Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. oprollen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oprollen (Nederlands) in het Duits

oprollen:

oprollen werkwoord (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)

  1. oprollen (opstropen)
    aufrollen; aufwinden; hochkrempeln; aufwickeln
    • aufrollen werkwoord (rolle auf, rollst auf, rollt auf, rollte auf, rolltet auf, aufgerollt)
    • aufwinden werkwoord (winde auf, windest auf, windet auf, wand auf, wandet auf, aufgewunden)
    • hochkrempeln werkwoord (kremple, krempelst, krempelt, krempelte, krempeltet, hochgekrempelt)
    • aufwickeln werkwoord (wickele auf, wickelst auf, wickelt auf, wickelte auf, wickeltet auf, aufgewickelt)

Conjugations for oprollen:

o.t.t.
  1. rol op
  2. rolt op
  3. rolt op
  4. rollen op
  5. rollen op
  6. rollen op
o.v.t.
  1. rolde op
  2. rolde op
  3. rolde op
  4. rolden op
  5. rolden op
  6. rolden op
v.t.t.
  1. heb opgerold
  2. hebt opgerold
  3. heeft opgerold
  4. hebben opgerold
  5. hebben opgerold
  6. hebben opgerold
v.v.t.
  1. had opgerold
  2. had opgerold
  3. had opgerold
  4. hadden opgerold
  5. hadden opgerold
  6. hadden opgerold
o.t.t.t.
  1. zal oprollen
  2. zult oprollen
  3. zal oprollen
  4. zullen oprollen
  5. zullen oprollen
  6. zullen oprollen
o.v.t.t.
  1. zou oprollen
  2. zou oprollen
  3. zou oprollen
  4. zouden oprollen
  5. zouden oprollen
  6. zouden oprollen
en verder
  1. ben opgerold
  2. bent opgrold
  3. is opgerold
  4. zijn opgerold
  5. zijn opgerold
  6. zijn opgerold
diversen
  1. rol op!
  2. rolt op!
  3. opgerold
  4. oprollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oprollen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufrollen oprollen; opstropen aansteken; hoger draaien; omhoogdraaien; opdraaien; openrollen; opsteken; sigaret opsteken; verhelpen
aufwickeln oprollen; opstropen haspelen; hoger draaien; omhoogdraaien; op een haspel winden; opdraaien; opklossen; opwikkelen; opwinden; verhelpen
aufwinden oprollen; opstropen haspelen; hijsen; hoger draaien; klossen; lopen met geluid; omhoogdraaien; op een haspel winden; opdraaien; ophijsen; opklossen; opwekken; opwikkelen; opwinden; prikkelen; stimuleren; stommelen
hochkrempeln oprollen; opstropen omhoogkomen; omhoogtrekken; opstijgen; opvliegen; verhelpen

Verwante definities voor "oprollen":

  1. er een rol van maken1
    • ik rolde de strook papier op1
  2. opheffen door iedereen gevangen te nemen1
    • de politie rolde de drugsbende op1

Wiktionary: oprollen

oprollen
verb
  1. zich ~, tot een rol vormen
  2. ergens een rol van maken
  3. een (semi-)georganiseerde groep arresteren

Cross Translation:
FromToVia
oprollen rollen; wickeln enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.