Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- hagel:
- hagelen:
-
Wiktionary:
- hagel → Hagel
- hagel → Hagel, Hagelschlag
- hagelen → hageln
- hagelen → hageln
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Hagel:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hagel (Nederlands) in het Duits
hagel:
-
de hagel (hagelsteen; hagelkorrel)
Vertaal Matrix voor hagel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Graupel | hagel; hagelkorrel; hagelsteen | |
Hagel | hagel; hagelkorrel; hagelsteen | |
Hagelkorn | hagel; hagelkorrel; hagelsteen |
Verwante woorden van "hagel":
Verwante definities voor "hagel":
hagelen:
Conjugations for hagelen:
o.t.t.
- hagelt
o.v.t.
- hagelde
v.t.t.
- heeft gehageld
v.v.t.
- had gehageld
o.t.t.t.
- zal hagelen
o.v.t.t.
- zou hagelen
diversen
- hagel!
- hagelt!
- gehageld
- hagelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hagelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hageln | hagelen |
Verwante woorden van "hagelen":
Verwante vertalingen van hagel
Duits
Uitgebreide vertaling voor hagel (Duits) in het Nederlands
Hagel:
Vertaal Matrix voor Hagel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hagel | Graupel; Hagel; Hagelkorn | |
hagelkorrel | Graupel; Hagel; Hagelkorn | |
hagelsteen | Graupel; Hagel; Hagelkorn |