Nederlands
Uitgebreide vertaling voor flodderen (Nederlands) in het Duits
flodderen:
-
flodderen
Conjugations for flodderen:
o.t.t.
- flodder
- floddert
- floddert
- flodderen
- flodderen
- flodderen
o.v.t.
- flodderde
- flodderde
- flodderde
- flodderden
- flodderden
- flodderden
v.t.t.
- heb geflodderd
- hebt geflodderd
- heeft geflodderd
- hebben geflodderd
- hebben geflodderd
- hebben geflodderd
v.v.t.
- had geflodderd
- had geflodderd
- had geflodderd
- hadden geflodderd
- hadden geflodderd
- hadden geflodderd
o.t.t.t.
- zal flodderen
- zult flodderen
- zal flodderen
- zullen flodderen
- zullen flodderen
- zullen flodderen
o.v.t.t.
- zou flodderen
- zou flodderen
- zou flodderen
- zouden flodderen
- zouden flodderen
- zouden flodderen
diversen
- flodder!
- floddert!
- geflodderd
- flodderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor flodderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schludern | flodderen |
Wiktionary: flodderen
Computer vertaling door derden: