Nederlands
Uitgebreide vertaling voor oplossen (Nederlands) in het Duits
oplossen:
-
oplossen (ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen)
auflösen; lösen; herausbringen; teilen; ausknobeln; entziffern; entknoten; ausklügeln; entwirren; enträtseln; aufknöpfen; aufknoten; deuten; sichlösen-
herausbringen werkwoord (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
-
ausknobeln werkwoord (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
-
ausklügeln werkwoord (klügele aus, klügelst aus, klügelt aus, klügelte aus, klügeltet aus, ausgeklügelt)
-
sichlösen werkwoord
-
oplossen (tot een oplossing brengen; ontcijferen; ontwarren)
auflösen; herausbekommen; enträtseln; entziffern; entschlüsseln; ausfindig machen; dekodieren; hinterkommen; entwirren; ausknobeln; herausbringen-
herausbekommen werkwoord (bekomme heraus, bekommst heraus, bekommt heraus, bekam heraus, bekamt heraus, herausbekommen)
-
entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
-
ausfindig machen werkwoord (mache ausfindig, machst ausfindig, macht ausfindig, machte ausfindig, machtet ausfindig, ausfindig gemacht)
-
hinterkommen werkwoord (komme hinter, kommst hinter, kommt hinter, kam hinter, kamt hinter, hintergekommen)
-
ausknobeln werkwoord (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
-
herausbringen werkwoord (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
-
oplossen (in een vloeistof opgaan)
Conjugations for oplossen:
o.t.t.
- los op
- lost op
- lost op
- lossen op
- lossen op
- lossen op
o.v.t.
- loste op
- loste op
- loste op
- losten op
- losten op
- losten op
v.t.t.
- heb opgelost
- hebt opgelost
- heeft opgelost
- hebben opgelost
- hebben opgelost
- hebben opgelost
v.v.t.
- had opgelost
- had opgelost
- had opgelost
- hadden opgelost
- hadden opgelost
- hadden opgelost
o.t.t.t.
- zal oplossen
- zult oplossen
- zal oplossen
- zullen oplossen
- zullen oplossen
- zullen oplossen
o.v.t.t.
- zou oplossen
- zou oplossen
- zou oplossen
- zouden oplossen
- zouden oplossen
- zouden oplossen
en verder
- is opgelost
- zijn opgelost
diversen
- los op!
- lost op!
- opgelost
- oplossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor oplossen:
Verwante definities voor "oplossen":
Wiktionary: oplossen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oplossen | → auflösen | ↔ dissolve — to terminate a union of multiple members actively |
• oplossen | → auflösen | ↔ dissolve — transitive: to disintegrate into a solution by immersion |
• oplossen | → auflösen | ↔ dissolve — intransitive: to be disintegrated into a solution by immersion |
• oplossen | → lösen; auflösen | ↔ resolve — find a solution to |
• oplossen | → lösen | ↔ solve — to find an answer or solution |
• oplossen | → aufklären; auflösen; beschließen; beseitigen; lösen | ↔ untie — to resolve |
• oplossen | → in seine Teile zerlegen; in Einzelteile erlegen; zergliedern; auseinander nehmen | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |
Computer vertaling door derden: