Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wapenen (Nederlands) in het Duits
wapenen:
-
wapenen (bewapenen)
Conjugations for wapenen:
o.t.t.
- wapen
- wapent
- wapent
- wapenen
- wapenen
- wapenen
o.v.t.
- wapende
- wapende
- wapende
- wapenden
- wapenden
- wapenden
v.t.t.
- heb gewapend
- hebt gewapend
- heeft gewapend
- hebben gewapend
- hebben gewapend
- hebben gewapend
v.v.t.
- had gewapend
- had gewapend
- had gewapend
- hadden gewapend
- hadden gewapend
- hadden gewapend
o.t.t.t.
- zal wapenen
- zult wapenen
- zal wapenen
- zullen wapenen
- zullen wapenen
- zullen wapenen
o.v.t.t.
- zou wapenen
- zou wapenen
- zou wapenen
- zouden wapenen
- zouden wapenen
- zouden wapenen
diversen
- wapen!
- wapent!
- gewapend
- wapenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wapenen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bewaffnen | bewapenen; wapenen | bepantseren; harnassen |
Verwante woorden van "wapenen":
wapen:
-
het wapen (strijdmiddel)
Vertaal Matrix voor wapen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Gewehr | strijdmiddel; wapen | geweer; schietwapen; vuurmond; vuurwapen |
Knarre | strijdmiddel; wapen | geweer; kinderspeeltje; klepel; kleppel; pistool; rammelaar |
Pistole | strijdmiddel; wapen | geweer; pistool; revolver |
Waffe | strijdmiddel; wapen | geweer; pistool; schietwapen; vuurmond; vuurwapen |
Verwante woorden van "wapen":
Verwante definities voor "wapen":
Wiktionary: wapen
wapen
wapen
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wapen | → Waffe; Rüstung; Bewaffnung | ↔ arm — weapon |
• wapen | → Wappen | ↔ coat of arms — a hereditary design depicted on an escutcheon |
• wapen | → Waffe | ↔ weapon — instrument of attack or defense in combat |
• wapen | → Waffe | ↔ arme — instrument qui sert à attaquer ou à se défendre |