Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- omgaan:
-
Wiktionary:
- omgaan → umgehen, herumgehen, umlaufen, zirkulieren, kreisen, im Umlauf sein, kursieren, auf und ab gehen, verkehren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omgaan (Nederlands) in het Duits
omgaan:
-
omgaan (optrekken)
Conjugations for omgaan:
o.t.t.
- ga om
- gaat om
- gaat om
- gaan om
- gaan om
- gaan om
o.v.t.
- ging om
- ging om
- ging om
- gingen om
- gingen om
- gingen om
v.t.t.
- ben omgegaan
- bent omgegaan
- is omgegaan
- zijn omgegaan
- zijn omgegaan
- zijn omgegaan
v.v.t.
- was omgegaan
- was omgegaan
- was omgegaan
- waren omgegaan
- waren omgegaan
- waren omgegaan
o.t.t.t.
- zal omgaan
- zult omgaan
- zal omgaan
- zullen omgaan
- zullen omgaan
- zullen omgaan
o.v.t.t.
- zou omgaan
- zou omgaan
- zou omgaan
- zouden omgaan
- zouden omgaan
- zouden omgaan
diversen
- ga om!
- gaat om!
- omgegaan
- omgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor omgaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
umgehen mit | omgaan; optrekken | |
verkehren | omgaan; optrekken | ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan met; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; opvliegen; verkeren; zich ophouden |
Synoniemen voor "omgaan":
Verwante definities voor "omgaan":
Wiktionary: omgaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omgaan | → umgehen; herumgehen; umlaufen; zirkulieren; kreisen; im Umlauf sein; kursieren; auf und ab gehen; verkehren | ↔ circuler — Se mouvoir circulairement. |