Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- geil:
- geilen:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geil (Nederlands) in het Duits
geil:
-
geil (seksueel opgewonden; opgewonden; hitsig; heet)
heiß; geil; Seksuell gereitst sein; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend-
heiß bijvoeglijk naamwoord
-
geil bijvoeglijk naamwoord
-
Seksuell gereitst sein bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
brünstig bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgregend bijvoeglijk naamwoord
-
enthusiastisch bijvoeglijk naamwoord
-
gereizt bijvoeglijk naamwoord
-
hingebungsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
glühend bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
entzückt bijvoeglijk naamwoord
-
lüstern bijvoeglijk naamwoord
-
inbrünstig bijvoeglijk naamwoord
-
erregend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geil:
Verwante woorden van "geil":
geilen:
-
geilen
Conjugations for geilen:
o.t.t.
- geil
- geilt
- geilt
- geilen
- geilen
- geilen
o.v.t.
- geilde
- geilde
- geilde
- geilden
- geilden
- geilden
v.t.t.
- heb gegeild
- hebt gegeild
- heeft gegeild
- hebben gegeild
- hebben gegeild
- hebben gegeild
v.v.t.
- had gegeild
- had gegeild
- had gegeild
- hadden gegeild
- hadden gegeild
- hadden gegeild
o.t.t.t.
- zal geilen
- zult geilen
- zal geilen
- zullen geilen
- zullen geilen
- zullen geilen
o.v.t.t.
- zou geilen
- zou geilen
- zou geilen
- zouden geilen
- zouden geilen
- zouden geilen
diversen
- geil!
- geilt!
- gegeild
- geilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor geilen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
auf etwas abfahren | geilen | |
auf etwas geil sein | geilen |
Duits
Uitgebreide vertaling voor geil (Duits) in het Nederlands
geil:
-
geil (Seksuell gereitst sein; heiß; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; erregt; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend)
geil; seksueel opgewonden; opgewonden; hitsig; heet-
geil bijvoeglijk naamwoord
-
seksueel opgewonden bijvoeglijk naamwoord
-
opgewonden bijvoeglijk naamwoord
-
hitsig bijvoeglijk naamwoord
-
heet bijvoeglijk naamwoord
-
-
geil (sexy; aufregend)
-
geil (wollüstig; heiß)