Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. flap:
  2. flappen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor flap (Nederlands) in het Duits

flap:

flap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de flap
    die Umschlagklappe; die Klappe; die Schutzklappe

Vertaal Matrix voor flap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Klappe flap bek; kinderspeeltje; muil; rammelaar; ratel; smoel; smoelwerk; waffel
Schutzklappe flap
Umschlagklappe flap

Verwante woorden van "flap":


Wiktionary: flap


Cross Translation:
FromToVia
flap Hieb; Schlag; Streich; Kampf; Schlacht bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
flap Treffen; Anschlag; Hieb; Schlag; Streich coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.

flap vorm van flappen:

flappen werkwoord (flap, flapt, flapte, flapten, geflapt)

  1. flappen
    plappern
    • plappern werkwoord (plappere, plapperst, plappert, plapperte, plappertet, geplappert)

Conjugations for flappen:

o.t.t.
  1. flap
  2. flapt
  3. flapt
  4. flappen
  5. flappen
  6. flappen
o.v.t.
  1. flapte
  2. flapte
  3. flapte
  4. flapten
  5. flapten
  6. flapten
v.t.t.
  1. heb geflapt
  2. hebt geflapt
  3. heeft geflapt
  4. hebben geflapt
  5. hebben geflapt
  6. hebben geflapt
v.v.t.
  1. had geflapt
  2. had geflapt
  3. had geflapt
  4. hadden geflapt
  5. hadden geflapt
  6. hadden geflapt
o.t.t.t.
  1. zal flappen
  2. zult flappen
  3. zal flappen
  4. zullen flappen
  5. zullen flappen
  6. zullen flappen
o.v.t.t.
  1. zou flappen
  2. zou flappen
  3. zou flappen
  4. zouden flappen
  5. zouden flappen
  6. zouden flappen
diversen
  1. flap!
  2. flapt!
  3. geflapt
  4. flappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

flappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de flappen (bankbiljetten)
    die Scheine; die Geldscheine

Vertaal Matrix voor flappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geldscheine bankbiljetten; flappen
Scheine bankbiljetten; flappen bescheiden; bewijsstukken; bonnen; briefjes; documenten; kassabonnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plappern flappen babbelen; brabbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; krompraten; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen

Verwante woorden van "flappen":