Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vrijwaren (Nederlands) in het Duits

vrijwaren:

vrijwaren werkwoord (vrijwaar, vrijwaart, vrijwaarde, vrijwaarden, gevrijwaard)

  1. vrijwaren
    sichern; schützen; sicherstellen
    • sichern werkwoord (sichere, sicherst, sichert, sicherte, sichertet, gesichert)
    • schützen werkwoord (schütze, schützt, schützte, schütztet, geschützt)
    • sicherstellen werkwoord

Conjugations for vrijwaren:

o.t.t.
  1. vrijwaar
  2. vrijwaart
  3. vrijwaart
  4. vrijwaren
  5. vrijwaren
  6. vrijwaren
o.v.t.
  1. vrijwaarde
  2. vrijwaarde
  3. vrijwaarde
  4. vrijwaarden
  5. vrijwaarden
  6. vrijwaarden
v.t.t.
  1. heb gevrijwaard
  2. hebt gevrijwaard
  3. heeft gevrijwaard
  4. hebben gevrijwaard
  5. hebben gevrijwaard
  6. hebben gevrijwaard
v.v.t.
  1. had gevrijwaard
  2. had gevrijwaard
  3. had gevrijwaard
  4. hadden gevrijwaard
  5. hadden gevrijwaard
  6. hadden gevrijwaard
o.t.t.t.
  1. zal vrijwaren
  2. zult vrijwaren
  3. zal vrijwaren
  4. zullen vrijwaren
  5. zullen vrijwaren
  6. zullen vrijwaren
o.v.t.t.
  1. zou vrijwaren
  2. zou vrijwaren
  3. zou vrijwaren
  4. zouden vrijwaren
  5. zouden vrijwaren
  6. zouden vrijwaren
diversen
  1. vrijwaar!
  2. vrijwaart!
  3. gevrijwaard
  4. vrijwarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vrijwaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sichern borgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schützen vrijwaren beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; van alarm voorzien
sichern vrijwaren beveiligen; een back-up maken; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren; van alarm voorzien; zekeren
sicherstellen vrijwaren beveiligen; borg staan; borg zijn; garanderen; garant staan; instaan; instaan voor; van alarm voorzien; vast beloven; verzekeren; waarborgen