Nederlands
Uitgebreide vertaling voor jas (Nederlands) in het Duits
jas:
Vertaal Matrix voor jas:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Jacke | jas; jasje; jekker; mantel; overjas | colbert; halflange herenjas; jack; jak; jasje |
Jäckchen | jas; jasje; jekker | jasjes |
Mantel | jas; mantel; overjas | mantel; overjas |
Sakko | jas; jasje; jekker | jak |
Verwante woorden van "jas":
Verwante definities voor "jas":
Wiktionary: jas
jas
Cross Translation:
noun
jas
-
kleding|nld kledingstuk dat over andere kledingstukken gedragen wordt en die de romp en armen bedekt
- jas → Mantel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• jas | → Mantel | ↔ coat — outer garment covering the upper torso and arms |
• jas | → Jacke | ↔ jacket — piece of clothing worn on the upper body outside a shirt or blouse |
• jas | → Jackett | ↔ jacket — piece of a person's suit |
• jas | → Mantel; Paletot; Überrock; Überzieher | ↔ paletot — A loose outer jacket, overcoat |
• jas | → Mantel; Umhang | ↔ manteau — Vêtement |
• jas | → Mantel; Paletot; Überrock; Überzieher | ↔ paletot — vêtement|fr vêtement qui se porte par-dessus les autres vêtements. |
jassen:
-
jassen (schillen; pellen)
-
jassen (aardappels schillen)
Kartoffeln schälen-
Kartoffeln schälen werkwoord
-
Conjugations for jassen:
o.t.t.
- jas
- jast
- jast
- jassen
- jassen
- jassen
o.v.t.
- jaste
- jaste
- jaste
- jasten
- jasten
- jasten
v.t.t.
- heb gejast
- hebt gejast
- heeft gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
v.v.t.
- had gejast
- had gejast
- had gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
o.t.t.t.
- zal jassen
- zult jassen
- zal jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
o.v.t.t.
- zou jassen
- zou jassen
- zou jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
en verder
- is gejast
diversen
- jas!
- jast!
- gejast
- jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor jassen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Mäntel | jassen | mantels; overjassen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Kartoffeln schälen | aardappels schillen; jassen | |
enthäuten | jassen; pellen; schillen | afhalen; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; villen |
pellen | jassen; pellen; schillen | |
schälen | jassen; pellen; schillen | doppen; pellen; zich laten schillen |