Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- verduidelijken:
-
Wiktionary:
- verduidelijken → erläutern, illustrieren
- verduidelijken → aufklären, klären, abklären, ausräumen, erklären, verdeutlichen, erläutern
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verduidelijken (Nederlands) in het Duits
verduidelijken:
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
verduidelijken (nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen)
verdeutlichen; erklären; erläutern; auseinandersetzen; aufklären; klären; darlegen; erörtern-
verdeutlichen werkwoord (verdeutliche, verdeutlichst, verdeutlicht, verdeutlichte, verdeutlichtet, verdeutlicht)
-
auseinandersetzen werkwoord (setze auseinander, setzt auseinander, setzte auseinander, setztet auseinander, auseinandergesetzt)
-
-
verduidelijken (verklaren; toelichten; ophelderen; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren)
erklären; klären; aufklären; verdeutlichen; auseinandersetzen; interpretieren; auslegen-
verdeutlichen werkwoord (verdeutliche, verdeutlichst, verdeutlicht, verdeutlichte, verdeutlichtet, verdeutlicht)
-
auseinandersetzen werkwoord (setze auseinander, setzt auseinander, setzte auseinander, setztet auseinander, auseinandergesetzt)
-
interpretieren werkwoord (interpretiere, interpretierst, interpretiert, interpretierte, interpretiertet, interpretiert)
-
verduidelijken (uitleggen; uiteenzetten; ontvouwen)
erklären; auseinandersetzen; deuten; erörtern; verdeutlichen; erläutern; schildern; aufschließen; darlegen; illustrieren-
auseinandersetzen werkwoord (setze auseinander, setzt auseinander, setzte auseinander, setztet auseinander, auseinandergesetzt)
-
verdeutlichen werkwoord (verdeutliche, verdeutlichst, verdeutlicht, verdeutlichte, verdeutlichtet, verdeutlicht)
-
illustrieren werkwoord (illustriere, illustrierst, illustriert, illustrierte, illustriertet, illustriert)
Conjugations for verduidelijken:
o.t.t.
- verduidelijk
- verduidelijkt
- verduidelijkt
- verduidelijken
- verduidelijken
- verduidelijken
o.v.t.
- verduidelijkte
- verduidelijkte
- verduidelijkte
- verduidelijkten
- verduidelijkten
- verduidelijkten
v.t.t.
- heb verduidelijkt
- hebt verduidelijkt
- heeft verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
- hebben verduidelijkt
v.v.t.
- had verduidelijkt
- had verduidelijkt
- had verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
- hadden verduidelijkt
o.t.t.t.
- zal verduidelijken
- zult verduidelijken
- zal verduidelijken
- zullen verduidelijken
- zullen verduidelijken
- zullen verduidelijken
o.v.t.t.
- zou verduidelijken
- zou verduidelijken
- zou verduidelijken
- zouden verduidelijken
- zouden verduidelijken
- zouden verduidelijken
diversen
- verduidelijk!
- verduidelijkt!
- verduidelijkt
- verduidelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verduidelijken:
Wiktionary: verduidelijken
verduidelijken
Cross Translation:
verb
verduidelijken
-
duidelijker maken
- verduidelijken → erläutern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verduidelijken | → aufklären; klären; abklären; ausräumen | ↔ clear — to eliminate ambiguity or doubt; to clarify |
• verduidelijken | → erklären; verdeutlichen; erläutern | ↔ elucidate — make clear |
• verduidelijken | → klären | ↔ clarifier — rendre claire une substance trouble. |