Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- ergeren:
-
Wiktionary:
- ergeren → ärgern, sich ärgern
- ergeren → belästigen, ärgern, stören, trüben, entrüsten, anreizen, aufhetzen, reizen, aufreizen, angreifen, herausfordern, stumpf machen, provozieren, bekümmern, betrüben, kränken, Kummer bereiten, verdrießen, quälen, entkräften, verweichlichen, ermüden
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ergeren (Nederlands) in het Duits
ergeren:
-
ergeren (irriteren; vervelen; op de zenuwen werken)
– iets doen wat hij vervelend vindt 1ärgern; irritieren; auf die Nerven gehen; stören; erregen; belästigen; reizen; prickeln-
auf die Nerven gehen werkwoord
Conjugations for ergeren:
o.t.t.
- erger
- ergert
- ergert
- ergeren
- ergeren
- ergeren
o.v.t.
- ergerde
- ergerde
- ergerde
- ergerden
- ergerden
- ergerden
v.t.t.
- heb geërgerd
- hebt geërgerd
- heeft geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
v.v.t.
- had geërgerd
- had geërgerd
- had geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
o.t.t.t.
- zal ergeren
- zult ergeren
- zal ergeren
- zullen ergeren
- zullen ergeren
- zullen ergeren
o.v.t.t.
- zou ergeren
- zou ergeren
- zou ergeren
- zouden ergeren
- zouden ergeren
- zouden ergeren
en verder
- ben geërgerd
- bent geërgerd
- is geërgerd
- zijn geërgerd
- zijn geërgerd
- zijn geërgerd
diversen
- erger!
- ergert!
- geërgerd
- ergerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ergeren:
Synoniemen voor "ergeren":
Antoniemen van "ergeren":
Verwante definities voor "ergeren":
Wiktionary: ergeren
ergeren
Cross Translation:
verb
-
gevoelens van onvrede veroorzaken
- ergeren → ärgern
-
zich ~ aan gevoelens van onvrede ervaren
- ergeren → sich ärgern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ergeren | → belästigen; ärgern; stören | ↔ annoy — to disturb or irritate |
• ergeren | → ärgern | ↔ peeve — annoy; vex |
• ergeren | → trüben | ↔ roil — render turbid |
• ergeren | → ärgern | ↔ vex — to annoy |
• ergeren | → entrüsten; anreizen; aufhetzen; reizen; aufreizen; angreifen; herausfordern; stumpf machen; provozieren | ↔ agacer — affecter d’une irritation nerveuse. |
• ergeren | → ärgern; bekümmern; betrüben; kränken; Kummer bereiten; verdrießen; quälen | ↔ chagriner — Causer du chagrin, rendre triste. |
• ergeren | → verdrießen; entkräften; verweichlichen; ermüden | ↔ fatiguer — affaiblir par une trop grande dépense de force. |
• ergeren | → verdrießen; ermüden | ↔ lasser — désuet|fr rendre las. |