Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- verslechteren:
-
Wiktionary:
- verslechteren → verschlechtern, sich verschlechtern, verschärfen, verschlimmern, erbittern, vermindern, schwächen, beschädigen, schädigen, beeinträchtigen, schmälern, übertreiben, dick auftragen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verslechteren (Nederlands) in het Duits
verslechteren:
-
verslechteren (erger worden)
sich verschlechtern-
sich verschlechtern werkwoord (verslechtere mich, verslechterst dich, verslechtert sich, verslechterte sich, verslechtertet euch, sich verslechtert)
-
Conjugations for verslechteren:
o.t.t.
- verslechter
- verslechtert
- verslechtert
- verslechteren
- verslechteren
- verslechteren
o.v.t.
- verslechterde
- verslechterde
- verslechterde
- verslechterden
- verslechterden
- verslechterden
v.t.t.
- heb verslechterd
- hebt verslechterd
- heeft verslechterd
- hebben verslechterd
- hebben verslechterd
- hebben verslechterd
v.v.t.
- had verslechterd
- had verslechterd
- had verslechterd
- hadden verslechterd
- hadden verslechterd
- hadden verslechterd
o.t.t.t.
- zal verslechteren
- zult verslechteren
- zal verslechteren
- zullen verslechteren
- zullen verslechteren
- zullen verslechteren
o.v.t.t.
- zou verslechteren
- zou verslechteren
- zou verslechteren
- zouden verslechteren
- zouden verslechteren
- zouden verslechteren
diversen
- verslechter!
- verslechtert!
- verslechterd
- verslechterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verslechteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sich verschlechtern | erger worden; verslechteren |
Wiktionary: verslechteren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verslechteren | → verschlechtern | ↔ deteriorate — make worse |
• verslechteren | → sich verschlechtern; verschlechtern | ↔ deteriorate — grow worse |
• verslechteren | → verschärfen; verschlimmern; erbittern | ↔ exacerbate — to make worse |
• verslechteren | → verschlechtern; vermindern; schwächen; beschädigen; schädigen; beeinträchtigen; schmälern | ↔ impair — have a diminishing effect on |
• verslechteren | → verschlechtern; verschlimmern; übertreiben; dick auftragen | ↔ aggraver — rendre plus grave. |