Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontlokken (Nederlands) in het Duits

ontlokken:

ontlokken werkwoord (ontlok, ontlokt, ontlokte, ontlokten, ontlokt)

  1. ontlokken
    entlocken

Conjugations for ontlokken:

o.t.t.
  1. ontlok
  2. ontlokt
  3. ontlokt
  4. ontlokken
  5. ontlokken
  6. ontlokken
o.v.t.
  1. ontlokte
  2. ontlokte
  3. ontlokte
  4. ontlokten
  5. ontlokten
  6. ontlokten
v.t.t.
  1. heb ontlokt
  2. hebt ontlokt
  3. heeft ontlokt
  4. hebben ontlokt
  5. hebben ontlokt
  6. hebben ontlokt
v.v.t.
  1. had ontlokt
  2. had ontlokt
  3. had ontlokt
  4. hadden ontlokt
  5. hadden ontlokt
  6. hadden ontlokt
o.t.t.t.
  1. zal ontlokken
  2. zult ontlokken
  3. zal ontlokken
  4. zullen ontlokken
  5. zullen ontlokken
  6. zullen ontlokken
o.v.t.t.
  1. zou ontlokken
  2. zou ontlokken
  3. zou ontlokken
  4. zouden ontlokken
  5. zouden ontlokken
  6. zouden ontlokken
en verder
  1. is ontlokt
  2. zijn ontlokt
diversen
  1. ontlok!
  2. ontlokt!
  3. ontlokt
  4. onttlokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontlokken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entlocken ontlokken

Wiktionary: ontlokken


Cross Translation:
FromToVia
ontlokken auslösen; elizitieren; eruieren; entlocken; herauslocken; hervorrufen; hervorlocken; locken elicit — to evoke, educe
ontlokken zurückziehen; entlocken; entziehen; extrahieren; zapfen; zücken retirertirer à nouveau.