Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nachlässig
|
|
slordig maken
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leicht
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; grif; grifweg; in een handomdraai; licht; lichtwegend; makkelijk; met gemak; moeiteloos; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel; vanzelf; vlot; zonder moeite
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgelassen
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; druk; drukpratend; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; goed geluimd; grappig; humoristisch; jolig; kleurig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; kwiek; leuk; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; roezemoezig; speels; stoeiziek; uitbundig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
|
gedankenlos
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
absent; achteloos; afwezig; behalve; gedachteloos; naast; nalatig; onbedacht; onberaden; onbesuisd; onbewust; ondoordacht; ongeacht; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; onnadenkend; onopzettelijk; onwillekeurig; overhaast; overijld; redeloos; verstandeloos; voorbarig; werktuiglijk; zonder erbij na te denken; zonder grond; zonder verstand
|
gelassen
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
bedaard; beheerst; evenwichtig; geduldig; gelaten; gelijkmoedig; in evenwicht; kalm; kalm afwachtend; koelbloedig; lankmoedig; lijdzaam; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onverschillig; onverzwakt; rustig; stoïcijns
|
locker
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
los; losbandig; niet vast; tuchteloos; verplaatsbaar; verschuifbaar
|
luftig
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
|
nachlässig
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
dellerig; haveloos; lijzig; log; loom; morsig; nalatig; onachtzaam; ongeregeld; onordelijk; ordeloos; ranzig; rommelig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; viezig; voddig; vunzig; wanordelijk
|
ruhig
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
akkertje; bedaard; behaaglijk; gedeisd; gelijkmoedig; geluidloos; gemak; kalm; kalmaan; kalmpjes; onbewogen; rustig; rustig aan; rustigjes; senang; sereen; stil; stilletjes aan; zonder geluid
|
sorgenlos
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
|
sorglos
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
door elkaar; dooreen; haveloos; lichthartig; morsig; nonchalant; ranzig; slodderig; slonzig; viezig; voddig; vunzig
|
spielerisch
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
losjes; luchthartig; luchtig; speels
|
unachtsam
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
door elkaar; dooreen; onachtzaam
|
unaufmerksam
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
onaandachtig; onattent; ongeconcentreerd; onoplettend
|
unbekümmert
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
|
unbesorgt
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; rustig; zorgeloos
|
|
ungerührt
|
gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos
|
indifferent; koel; koelbloedig; koud; laconiek; lauw; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongeopend; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; zonder grond
|