Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Zoek: afbreuk

Nederlandse en Duitse zoekresultaten voor: afbreuk

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

afbreuk:
- Abbruch; Beeinträchtigung; Einbuße
Wiktionary:
- afbreuk → Verlust, Verderbnis, Beschädigung, Defekt, Mangel, Schaden

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afbreuk (Nederlands) in het Duits

afbreuk:

afbreuk [de ~] zelfstandig naamwoord

de afbreuk (schade; verlies)
der Abbruch; die Beeinträchtigung; die Einbuße
- Abbruch [der ~] zelfstandig naamwoord
- Beeinträchtigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Einbuße [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afbreuk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abbruch	afbreuk; schade; verlies	afbraak; breken; nadeel; schade; sloop; verlies
Beeinträchtigung	afbreuk; schade; verlies
Einbuße	afbreuk; schade; verlies

Wiktionary: afbreuk

Cross Translation:

From	To	Via
• afbreuk	→ Verlust; Verderbnis; Beschädigung; Defekt; Mangel; Schaden	↔ préjudice — tort ; dommage.

Verwante vertalingen van afbreuk

afbreuk doen aan