Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laagheid (Nederlands) in het Duits

laag:

laag [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de laag (coating)
    die Schicht; der Belag
    • Schicht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Belag [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de laag (echelon; geleding)
    die Staffel; die Staffelstellung
  3. de laag (niveau; plan; peil; stand)
    Niveau; die Stufe; der Plan; die Ebene; die Höhe; der Maßstab; der Stock; der Vorsatz; Konzept; Vorhaben; der Entwurf; Stockwerk; die Etage; Kriterium; die Gradation; der Abriß; die Entwürfe; die Skala; die Idee; Projekt
    • Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Stufe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Plan [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ebene [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Höhe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Maßstab [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stock [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorsatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Konzept [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorhaben [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Entwurf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stockwerk [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Etage [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kriterium [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Abriß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Entwürfe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Skala [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Idee [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Projekt [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. de laag
    die Schicht
    • Schicht [die ~] zelfstandig naamwoord
  5. de laag
    die Ebene
    • Ebene [die ~] zelfstandig naamwoord

laag bijvoeglijk naamwoord

  1. laag (laaghartig; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel)
    gering; einfach; winzig; niederträchtig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich
  2. laag (niet hoog)
    niedrig; tief; gering; niederträchtig; schofel; mies; schwach; dürftig; schäbig; banal; falsch; fühllos; trivial; schuftig; schändlich
  3. laag (laag liggend; diep)
  4. laag (vuig; banaal)
    platt; nierderträchtig; gemein; trivial
  5. laag (verachtelijk)
    verächtlich; schäbig; schweinisch; tückisch

Vertaal Matrix voor laag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abriß laag; niveau; peil; plan; stand afbraak; demontage; grondplan; ontmanteling; plattegrond; sloop; stadskaart; uiteenname
Belag coating; laag beleg; belegering; karpet; tapijt; tapijtje; vloerbedekking; vloerkleed
Ebene laag; niveau; peil; plan; stand bouwterrein; dimensieniveau; gebied; kavel; niveau; oppervlak; oppervlakte; perceel; terrein; vlak; vlakte
Entwurf laag; niveau; peil; plan; stand Concept; concept; klad; kladjes; kladwerk; model; monster; ontwerp; proefje; proefversie; proeve; schets; schetstekening; schrijfsels; specimen; staal; staaltje; tekening; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Entwürfe laag; niveau; peil; plan; stand concept; geestelijke vorming; model; ontplooiing; ontwerp; ontwikkeling; schets; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp; vooruitgang; vorming
Etage laag; niveau; peil; plan; stand etage; intensivering; verdieping; woonlaag
Gradation laag; niveau; peil; plan; stand graad; gradatie; mate; niveau; peil
Höhe laag; niveau; peil; plan; stand hoogte; hoogtelijn; niveaulijn
Idee laag; niveau; peil; plan; stand begrip; benul; conceptie; denkbeeld; gedachte; idee; kijk; mening; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; visie; zienswijze
Konzept laag; niveau; peil; plan; stand concept; klad; kladjes; kladwerk; model; ontwerp; proefversie; schets; schrijfsels; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Kriterium laag; niveau; peil; plan; stand beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; maatstaf; toetssteen; voorwaarde
Maßstab laag; niveau; peil; plan; stand beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; maatstaf; toetssteen; voorwaarde
Niveau laag; niveau; peil; plan; stand graad; niveau; peil
Plan laag; niveau; peil; plan; stand kaart; landkaart; opzet; plan; project; schets; schetstekening; tekening; toeleg; voornemen
Projekt laag; niveau; peil; plan; stand Project; plan; project
Schicht coating; laag categorie; classificatie; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand
Skala laag; niveau; peil; plan; stand gamma; graad; gradatie; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; mate; scala; schaalverdeling; spectrum; toonladder; toonschaal
Staffel echelon; geleding; laag estafette
Staffelstellung echelon; geleding; laag
Stock laag; niveau; peil; plan; stand baton; bijenkorf; dierenkolonie; etage; intensivering; staaf; staf; stang; stok; verdieping; woonlaag
Stockwerk laag; niveau; peil; plan; stand etage; intensivering; verdieping; woonlaag
Stufe laag; niveau; peil; plan; stand autoped; fase; opstap; opstapje; step; terras; traptrede; trede; tree; werkstroomfase
Vorhaben laag; niveau; peil; plan; stand opzet; plan; voornemen
Vorsatz laag; niveau; peil; plan; stand dekblad; intentie; moedwil; opzet; plan; schutblad; voornemen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boosaardig; gemeen; kwaadaardig
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Plan plan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltäglich gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel alledaags; alledaagse; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair
banal gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel banaal; grof; in geringe mate; klein; laag-bij-de-grond; lomp; ordinair; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vulgair; vunzig
dürftig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel arm; armelijk; armoedig; armzalig; banaal; bekaaid; berooid; dun; er bekaaid afkomen; gammel; geen vet op de botten hebbende; grof; iel; in geringe mate; inferieur; karig; klein; krakkemikkig; laag-bij-de-grond; lomp; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; plat; platvloers; pover; schamel; schraal; schriel; schunnig; slecht; triviaal; tweederangs; vunzig; wankel; weinig; zwak
einfach gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel aangenaam; bescheiden; comfortabel; discreet; discrete; domweg; dunnetjes; echt; eenvoudig; eenvoudigweg; gangbaar; gebruikelijk; gemakkelijk; gemeen; geriefelijk; gewoon; gewoonweg; heus; in een handomdraai; ingetogen; kies; klinkklaar; kortweg; licht; lichtwegend; magertjes; makkelijk; matig; moeiteloos; natuurlijk; nederig; niet hoogmoedig; niet moeilijk; niet voornaam; normaal; onderdanig; ongecompliceerd; ongekunsteld; ootmoedig; puur; rechttoe; regelrecht; ronduit; schraal; schraaltjes; simpel; simpelweg; sober; sobertjes; stemmig; van eenvoudige komaf; vanzelf; werkelijk; zo maar; zomaar; zonder moeite; zonder pretenties
falsch gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel abuis; achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; doortrapt; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; kwaadwillig; laag-bij-de-grond; leep; link; listig; lomp; met slechte intentie; mis; nagemaakt; niet echt; onecht; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; triviaal; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; verkeerd; vunzig
fühllos gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel
gehässig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel achterbaks; boos; doortrapt; furieus; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; hatelijk; kwaad; leep; listig; met sarcasme; nijdig; razend; sarcastisch; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stekelig; stiekem; toornig; uitgekookt; vertoornd; vijandig; woest; ziedend
gemein banaal; gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; vuig achterbaks; bedriegelijk; bosachtig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; gemeenschappelijk; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gezamenlijk; glibberig; gluiperig; leep; listig; luguber; macaber; met zijn allen; min; nagemaakt; normaal; obscuur; onecht; onguur; onwaar; ploertig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tezamen; uitgekookt; vals; verdacht
gering gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel amper; armelijk; armoedig; armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bijna geen; gering; haast geen; in geringe mate; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; licht; lichtwegend; luttel; mager; marginaal; miniem; minimaal; minste; nauwelijks; niet overvloedig; pover; schamel; schraal; ternauwernood; weinig
gängig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel alledaags; courant; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair
heimtückisch gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel achterbaks; banaal; bedriegelijk; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevaarlijk; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; in het geheim; in het geniep; laag-bij-de-grond; leep; listig; lomp; luguber; macaber; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onguur; onwaar; op steelse wijze; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; trouweloos; uitgekookt; vals; verdacht; verraderlijk; vunzig
hinterhältig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; in het geniep; laag-bij-de-grond; leep; link; listig; lomp; luguber; macaber; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onguur; onwaar; plat; platvloers; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; verdacht; vunzig
hinterlistig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; clever; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; huiveringwekkend; in het geheim; in het geniep; kien; kwaadwillig; laag-bij-de-grond; leep; link; listig; lomp; luguber; macaber; met slechte intentie; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onguur; onheilspellend; onwaar; op steelse wijze; pienter; plat; platvloers; schrander; schunnig; sinister; slecht; slim; slinks; sluw; snood; snugger; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; tweetongig; uitgekookt; uitgeslapen; vals; verdacht; vunzig
kleinlich gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel bekrompen; benepen; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; keutelachtig; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; knijperig; verminderd
landläufig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
mies gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel afgezaagd; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; ellendig; gefingeerd; gemeen; glibberig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onguur; onwaar; rot; saai; slecht; vals; verdacht; vervelend
niederträchtig gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; niet hoog; onedel achterbaks; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; doortrapt; dubieus; duister; eerloos; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; infaam; leep; listig; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onguur; onwaar; ploertig; schandalig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verdacht; verfoeilijk
niedrig laag; niet hoog arm; bescheiden; gering; inferieur; laagstaand; minderwaardig; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; ondermaats; ondeugdelijk; ploertig; slecht; tweederangs; zwak
nierderträchtig banaal; laag; vuig
platt banaal; laag; vuig banaal; effen; egaal; gelijk; geslepen; geëgaliseerd; glad; grof; laag-bij-de-grond; lomp; ordinair; plat; platvloers; ploertig; schunnig; strak; triviaal; vlak; vlakuit; volks; vulgair; vunzig
schamlos gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel amoreel; banaal; brutaal; grof; hondsbrutaal; immoreel; laag-bij-de-grond; lomp; obsceen; onbeleefd; ongemanierd; ongepast; onkies; onvertogen; onzedelijk; onzedig; plat; platvloers; ploertig; schaamteloos; schandalig; schuin

Verwante woorden van "laag":


Synoniemen voor "laag":


Antoniemen van "laag":


Verwante definities voor "laag":

  1. met slechte bedoelingen1
    • het is een lage streek van hem ons zo te bedriegen1
  2. dicht bij de grond1
    • voor de bank staat een lage tafel1
  3. hoeveelheid van een stof die ergens op of tussen zit1
    • ik deed een dikke laag jam op mijn brood1
  4. met een kleine waarde1
    • we krijgen lage temperaturen deze maand1
  5. zwaar en donker1
    • de lage tonen waren goed te horen1

Wiktionary: laag

laag
noun
  1. iets dat zich in twee richtingen uitstrekt maar in de derde een beperkte dikte heeft
adjective
  1. niet ver boven iets anders zijn
  2. niet vergevorderd zijn in een rangorde of volgorde
  3. geluid met een klein aantal trillingen per tijdseenheid
  4. met een beperkt aanzien
laag
noun
  1. Schicht

Cross Translation:
FromToVia
laag Lager bed — deposit of ore, coal etc.
laag Klasse class — social grouping, based on job, wealth, etc.
laag Beschichtung coat — covering of material, such as paint
laag unten down — on a lower level than before
laag Lage layer — single thickness of some material covering a surface
laag Bekleidungsschicht layer — item of clothing worn under or over another
laag Schicht layer — deposit
laag niedrig low — in a position comparatively close to the ground
laag Blatt; Platte sheet — sheet of material
laag Schicht sheet — expanse of material on the ground
laag Schicht; Rang; Etage tier — layer or rank
laag gemein; infam; verachtenswert; verächtlich; verabscheuenswert; verabscheuenswürdig; abscheulich; gräßlich; scheußlich; gräulich abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
laag Scheibe; Schicht gisement — marine|fr situation des côtes de la mer.
laag verzagt lâche — Qui n’est pas tendre, qui n’est pas serrer comme il pouvoir ou devoir l’être.


Wiktionary: laagheid


Cross Translation:
FromToVia
laagheid Infamie abjection — État d’abaissement qui attire le mépris de tous.
laagheid Garstigkeit; Schmuß; Gemeinheit; Filzigkeit vilenie — désuet|fr action de vilain.