Nederlands

Uitgebreide vertaling voor influisteren (Nederlands) in het Duits

influisteren:

influisteren werkwoord (fluister in, fluistert in, fluisterde in, fluisterden in, ingefluisterd)

  1. influisteren (ingeven; souffleren)
    raten; vorschlagen; anregen; eingeben; antreiben; nötigen; prophezeien; vorhersagen; suggerieren; vorsagen; zuraten; forttreiben; einflüstern; aufjagen; vorsichhertreiben; soufflieren; einhelfen; vorwärtstreiben
    • raten werkwoord (rate, rätst, rät, riet, rietet, geraten)
    • vorschlagen werkwoord (schlage vor, schlägst vor, schlägt vor, schlug vor, schlugt vor, vorgeschlagen)
    • anregen werkwoord (rege an, regst an, regt an, regte an, regtet an, angeregt)
    • eingeben werkwoord (gebe ein, gibst ein, gibt ein, gab ein, gabt ein, eingegeben)
    • antreiben werkwoord (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • nötigen werkwoord (nötige, nötigst, nötigt, nötigte, nötigtet, genötigt)
    • prophezeien werkwoord (prophezeie, prophezeist, prophezeit, prophezeite, prophezeitet, prophezeit)
    • vorhersagen werkwoord (vorhersage, vorhersagst, vorhersagt, vorhersagte, vorhersagtet, vorhersagt)
    • suggerieren werkwoord (suggeriere, suggerierst, suggeriert, suggerierte, suggeriertet, suggeriert)
    • vorsagen werkwoord (sage vor, sagst vor, sagt vor, sagte vor, sagtet vor, vorsagt)
    • zuraten werkwoord (rate zu, rätst zu, rät zu, reit zu, rietet zu, zugeraten)
    • forttreiben werkwoord (treibe fort, treibst fort, treibt fort, trieb fort, triebt fort, fortgetrieben)
    • einflüstern werkwoord (flüstere ein, flüsterst ein, flüstert ein, flüsterte ein, flüstertet ein, eingeflüstert)
    • aufjagen werkwoord (jage auf, jagst auf, jagt auf, jagte auf, jagtet auf, aufgejagt)
    • vorsichhertreiben werkwoord
    • soufflieren werkwoord (souffliere, soufflierst, souffliert, soufflierte, souffliertet, souffliert)
    • einhelfen werkwoord (helfe ein, hilfst ein, hilt ein, half ein, halft ein, eingeholfen)
    • vorwärtstreiben werkwoord

Conjugations for influisteren:

o.t.t.
  1. fluister in
  2. fluistert in
  3. fluistert in
  4. fluisteren in
  5. fluisteren in
  6. fluisteren in
o.v.t.
  1. fluisterde in
  2. fluisterde in
  3. fluisterde in
  4. fluisterden in
  5. fluisterden in
  6. fluisterden in
v.t.t.
  1. heb ingefluisterd
  2. hebt ingefluisterd
  3. heeft ingefluisterd
  4. hebben ingefluisterd
  5. hebben ingefluisterd
  6. hebben ingefluisterd
v.v.t.
  1. had ingefluisterd
  2. had ingefluisterd
  3. had ingefluisterd
  4. hadden ingefluisterd
  5. hadden ingefluisterd
  6. hadden ingefluisterd
o.t.t.t.
  1. zal influisteren
  2. zult influisteren
  3. zal influisteren
  4. zullen influisteren
  5. zullen influisteren
  6. zullen influisteren
o.v.t.t.
  1. zou influisteren
  2. zou influisteren
  3. zou influisteren
  4. zouden influisteren
  5. zouden influisteren
  6. zouden influisteren
en verder
  1. is ingefluisterd
diversen
  1. fluister in!
  2. fluistert in!
  3. ingefluisterd
  4. influisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor influisteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anregen influisteren; ingeven; souffleren aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; activeren; adviseren; bezielen; iets aanraden; ingeven; ophitsen; opkrikken; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; raden; stimuleren; suggereren; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
antreiben influisteren; ingeven; souffleren aansporen; aanzetten; aanzwiepen; jachten; motiveren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; sterk prikkelen; stuwen; voortdrijven; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; wegjagen
aufjagen influisteren; ingeven; souffleren aanzetten; jachten; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; reppen; spoeden; sterk prikkelen; voortjagen
einflüstern influisteren; ingeven; souffleren inboezemen; ingeven; inspireren
eingeben influisteren; ingeven; souffleren afstemmen; dicteren; geneesmiddel toedienen; geven; inboezemen; ingeven; inspireren; instellen; intikken; intoetsen; intypen; invoeren; toedienen; typen; verstrekken
einhelfen influisteren; ingeven; souffleren inspringen
forttreiben influisteren; ingeven; souffleren stuwen; verdrijven; verjagen; voortstuwen; vooruitduwen; wegdrijven; wegjagen
nötigen influisteren; ingeven; souffleren door iets genoodzaakt worden; dwingen; dwingen te doen; noodzaken; nopen
prophezeien influisteren; ingeven; souffleren voorspellen; voortellen; wichelen
raten influisteren; ingeven; souffleren aanbevelen; aanraden; adviseren; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; nomineren; raden; recommanderen; suggereren; toefluisteren; van raad dienen; voordragen
soufflieren influisteren; ingeven; souffleren
suggerieren influisteren; ingeven; souffleren adviseren; iets aanraden; ingeven; naar voren brengen; opperen; raden; suggereren
vorhersagen influisteren; ingeven; souffleren voorspellen; voortellen; wichelen
vorsagen influisteren; ingeven; souffleren voorzeggen
vorschlagen influisteren; ingeven; souffleren aanbevelen; aanraden; aanvoeren; adviseren; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; raden; suggereren; te berde brengen; voordragen; voorslaan; voorstellen
vorsichhertreiben influisteren; ingeven; souffleren
vorwärtstreiben influisteren; ingeven; souffleren stuwen; voortstuwen; vooruitduwen
zuraten influisteren; ingeven; souffleren adviseren; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren

Wiktionary: influisteren


Cross Translation:
FromToVia
influisteren begeistern; einflößen; eingeben; inspirieren; hineinblasen inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.