Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dwalen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dwalen (Nederlands) in het Duits

dwalen:

dwalen werkwoord (dwaal, dwaalt, dwaalde, dwaalden, gedwaald)

  1. dwalen
    fehlgehen; sich irren
    • fehlgehen werkwoord (gehe fehl, gehst fehl, geht fehl, ging fehl, gingt fehlt, fehlgegangen)
    • sich irren werkwoord (irre mich, irrst dich, irrt sich, irrte sich, irrtet euch, sich geirrt)

Conjugations for dwalen:

o.t.t.
  1. dwaal
  2. dwaalt
  3. dwaalt
  4. dwalen
  5. dwalen
  6. dwalen
o.v.t.
  1. dwaalde
  2. dwaalde
  3. dwaalde
  4. dwaalden
  5. dwaalden
  6. dwaalden
v.t.t.
  1. heb gedwaald
  2. hebt gedwaald
  3. heeft gedwaald
  4. hebben gedwaald
  5. hebben gedwaald
  6. hebben gedwaald
v.v.t.
  1. had gedwaald
  2. had gedwaald
  3. had gedwaald
  4. hadden gedwaald
  5. hadden gedwaald
  6. hadden gedwaald
o.t.t.t.
  1. zal dwalen
  2. zult dwalen
  3. zal dwalen
  4. zullen dwalen
  5. zullen dwalen
  6. zullen dwalen
o.v.t.t.
  1. zou dwalen
  2. zou dwalen
  3. zou dwalen
  4. zouden dwalen
  5. zouden dwalen
  6. zouden dwalen
en verder
  1. ben gedwaald
  2. bent gedwaald
  3. is gedwaald
  4. zijn gedwaald
  5. zijn gedwaald
  6. zijn gedwaald
diversen
  1. dwaal!
  2. dwaalt!
  3. gedwaald
  4. dwalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dwalen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fehlgehen dwalen
sich irren dwalen

Wiktionary: dwalen

dwalen
verb
  1. (häufig, in regelmäßigen Abständen) den Aufenthaltsort wechseln

Cross Translation:
FromToVia
dwalen wandern roam — wander freely
dwalen irren; streunen stray — to wander from a direct course
dwalen bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
dwalen bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.