Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. schot:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schot:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schot (Nederlands) in het Duits

schot:

schot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schot (tussenschot; afscheiding; beschot; tussenmuur)
    die Trennung; die Abtrennung; die Absonderung

Vertaal Matrix voor schot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Absonderung afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; afsplitsing; afzondering; isolatie; isolering
Abtrennung afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; afsplitsing; afvalligheid; afzondering; desertie; hek; hekwerk; isolering; verlating
Trennung afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; afsplitsing; afzondering; breken; isolering; ontwarring; scheiding; schifting; segregatie; selectie; splitsen; verbreking

Verwante woorden van "schot":


Verwante definities voor "schot":

  1. keer dat je een kogel afvuurt1
    • de vogel werd met één schot gedood1
  2. rechtopstaande wand1
    • er stond een schot tussen onze bedden1

Wiktionary: schot


Cross Translation:
FromToVia
schot Schuss shot — result of launching a projectile
schot Wurf shot — launching of a ball or similar object toward a goal
schot Wand paroi — maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre.

Verwante vertalingen van schot



Duits

Uitgebreide vertaling voor schot (Duits) in het Nederlands

Schot:


Synoniemen voor "Schot":


Wiktionary: Schot

Schot
noun
  1. Seewesen: Tau zum steuern und spannen der Segel
Schot
noun
  1. een lijn, aan de benedenhoek (de schoothoek) van een zeil bevestigd om het zeil mee in de wind te richten

Cross Translation:
FromToVia
Schot schoot sheet — rope to adjust sail