Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- legen:
- leg:
- Wiktionary:
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- legen:
- Legen:
-
Wiktionary:
- legen → leggen
- legen → luwen, verzwakken, verminderen, afnemen, leggen, zetten, plaatsen, doen, stellen, neerzetten, aanwenden, benutten, gebruiken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, steken, stoppen, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen, aanzetten, voordoen, neerleggen, vlijen, in bed stoppen, naar bed brengen, aanplanten, poseren, zitten, situeren, stationeren, aanleggen, bouwen, construeren, fitten, installeren, maken, aanmaken, bedrijven, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren, beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven, identificeren, vereenzelvigen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor legen (Nederlands) in het Duits
legen:
-
legen (ledigen; leegmaken; leeghalen)
leeren; entleeren; ausräumen; herausnehmen; ausleeren; ausheben-
herausnehmen werkwoord (nehme heraus, nimmst heraus, nimmt heraus, nahm heraus, nahmt heraus, herausgenommen)
Vertaal Matrix voor legen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausheben | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | delven; graven; heffen; lichten; loshalen; naar buiten halen; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen; uithalen |
ausleeren | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten |
ausräumen | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | afdekken; afruimen; bergen; evacueren; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegruimen; ontruimen; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; uithalen; uitmesten; uitruimen |
entleeren | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | ledigen; leeggieten; leegmaken; ruimen; uitgieten |
herausnehmen | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | eruit nemen; ledigen; leeghalen; leegmaken; lenen; loshalen; naar buiten halen; ontlenen; uithalen; uitnemen |
leeren | ledigen; leeghalen; leegmaken; legen | ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken |
Verwante woorden van "legen":
leg:
-
de leg
Vertaal Matrix voor leg:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Eierlegen | leg | |
Legen | leg |
Verwante woorden van "leg":
Duits
Uitgebreide vertaling voor legen (Duits) in het Nederlands
legen:
-
legen (ablegen; setzen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)
-
legen (ablagern; deponieren; bergen; unterbringen)
-
legen (unteraus legen; stecken; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
Conjugations for legen:
Präsens
- lege
- liegst
- liegt
- legen
- legt
- legen
Imperfekt
- lag
- lagst
- lag
- lagen
- lagt
- lagen
Perfekt
- habe gelegt
- hast gelegt
- hat gelegt
- haben gelegt
- habt gelegt
- haben gelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege
- legest
- lege
- legen
- leget
- legen
2. Konjunktiv
- läge
- lägest
- läge
- lägen
- lägt
- lägen
Futur 1
- werde legen
- wirst legen
- wird legen
- werden legen
- werdet legen
- werden legen
1. Konjunktiv [2]
- würde legen
- würdest legen
- würde legen
- würden legen
- würdet legen
- würden legen
Diverses
- leg!
- legt!
- legen Sie!
- gelegt
- legend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor legen:
Synoniemen voor "legen":
Wiktionary: legen
legen
Cross Translation:
Cross Translation:
Legen:
Vertaal Matrix voor Legen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
leg | Eierlegen; Legen |