Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. tol:
  2. tollen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor tol:
    • maut


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tol (Nederlands) in het Duits

tol:

tol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tol (wegenbelasting)
    die Kraftfahrzeugsteuer
  2. de tol

Vertaal Matrix voor tol:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kraftfahrzeugsteuer tol; wegenbelasting voertuigenbelasting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verkehrsgebühr tol

Verwante woorden van "tol":


Wiktionary: tol

tol
noun
  1. kinderspeeltuig
  2. plaats waar men slechts tegen betaling mag passeren
  3. geld dat men bij een tol geheven wordt

Cross Translation:
FromToVia
tol Zoll custom — the customary toll, tax, or tribute
tol Zoll custom — duties or tolls imposed by law on commodities, imported or exported
tol Kreisel spinning top — a toy
tol Abgabe; Maut toll — fee for using roads and bridges
tol Kreisel top — child’s spinning toy

tol vorm van tollen:

tollen werkwoord (tol, tolt, tolde, tolden, getold)

  1. tollen (rondtollen; draaien)
    kreiseln; herumdrehen; sich drehen; wirbeln; herumwirbeln
    • kreiseln werkwoord (kreisele, kreiselst, kreiselt, kreiselte, kreiseltet, gekreiselt)
    • herumdrehen werkwoord (drehe herum, drehst herum, dreht herum, drehte herum, drehtet herum, herumgedreht)
    • sich drehen werkwoord (drehe mich, drehst dich, dreht sich, drehte sich, drehtet euch, sich gedreht)
    • wirbeln werkwoord (wirbele, wirbelst, wirbelt, wirbelte, wirbeltet, gewirbelt)
    • herumwirbeln werkwoord (wirble herum, wirbelst herum, wirbelt herum, wirbelte herum, wirbeltet herum, herumgewirbelt)

Conjugations for tollen:

o.t.t.
  1. tol
  2. tolt
  3. tolt
  4. tollen
  5. tollen
  6. tollen
o.v.t.
  1. tolde
  2. tolde
  3. tolde
  4. tolden
  5. tolden
  6. tolden
v.t.t.
  1. heb getold
  2. hebt getold
  3. heeft getold
  4. hebben getold
  5. hebben getold
  6. hebben getold
v.v.t.
  1. had getold
  2. had getold
  3. had getold
  4. hadden getold
  5. hadden getold
  6. hadden getold
o.t.t.t.
  1. zal tollen
  2. zult tollen
  3. zal tollen
  4. zullen tollen
  5. zullen tollen
  6. zullen tollen
o.v.t.t.
  1. zou tollen
  2. zou tollen
  3. zou tollen
  4. zouden tollen
  5. zouden tollen
  6. zouden tollen
en verder
  1. ben getold
  2. bent getold
  3. is getold
  4. zijn getold
  5. zijn getold
  6. zijn getold
diversen
  1. tol!
  2. tolt!
  3. getold
  4. tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tollen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herumdrehen draaien; rondtollen; tollen draaien; iets omdraaien; kantelen; keren; kolken; omdraaien; omkeren; omwenden; omzwaaien; rollen; ronddraaien; roteren; wenden; wentelen; zich omdraaien; zwenken
herumwirbeln draaien; rondtollen; tollen draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen
kreiseln draaien; rondtollen; tollen draaien; keren; kolken; omdraaien; ronddraaien; wenden; wervelen; wielen
sich drehen draaien; rondtollen; tollen draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondwentelen; roteren; wenden; wentelen; wervelen; wielen; zwenken
wirbeln draaien; rondtollen; tollen aanmodderen; de trom roeren; draaien; dwarrelen; kolken; naar beneden zweven; prutsen; roffelen; rommelen; ronddraaien; trommelen; wervelen; wielen; zwieren

Verwante woorden van "tollen":


Verwante vertalingen van tol