Nederlands
Uitgebreide vertaling voor sloffen (Nederlands) in het Duits
sloffen:
-
sloffen (schuifelen)
Conjugations for sloffen:
o.t.t.
- slof
- sloft
- sloft
- sloffen
- sloffen
- sloffen
o.v.t.
- slofte
- slofte
- slofte
- sloften
- sloften
- sloften
v.t.t.
- heb gesloft
- hebt gesloft
- heeft gesloft
- hebben gesloft
- hebben gesloft
- hebben gesloft
v.v.t.
- had gesloft
- had gesloft
- had gesloft
- hadden gesloft
- hadden gesloft
- hadden gesloft
o.t.t.t.
- zal sloffen
- zult sloffen
- zal sloffen
- zullen sloffen
- zullen sloffen
- zullen sloffen
o.v.t.t.
- zou sloffen
- zou sloffen
- zou sloffen
- zouden sloffen
- zouden sloffen
- zouden sloffen
en verder
- ben gesloft
- bent gesloft
- is gesloft
- zijn gesloft
- zijn gesloft
- zijn gesloft
diversen
- slof!
- sloft!
- gesloft
- sloffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de sloffen (pantoffels)
Vertaal Matrix voor sloffen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Pantoffeln | pantoffels; sloffen | |
Schlappen | pantoffels; sloffen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ganz gemütlich herumgehen | schuifelen; sloffen | |
schlurfen | schuifelen; sloffen |
Verwante woorden van "sloffen":
slof:
-
de slof (huisschoen; pantoffel; muil)
Vertaal Matrix voor slof:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Hausschuh | huisschoen; muil; pantoffel; slof | |
Pantoffel | huisschoen; muil; pantoffel; slof | |
Schlapfen | huisschoen; muil; pantoffel; slof |