Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. imker:
  2. Wiktionary:
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Imker:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor imker (Nederlands) in het Duits

imker:

imker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de imker (bijenhouder)
    der Imker
    • Imker [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor imker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Imker bijenhouder; imker

Verwante woorden van "imker":

  • imkeren, imkers

Wiktionary: imker

imker
noun
  1. Person, die sich beruflich oder nebenberuflich mit Honiggewinnung und/oder der Zucht und Aufzucht von Bienenköniginnen befasst

Cross Translation:
FromToVia
imker Imkerin; Imker; Bienenzüchterin; Bienenzüchter; Beutner; Beutnerin; Bienenvater; Bienenmutter; Zeidler; Zeidlerin; Zeidelmeister; Zeidelmeisterin; Bienenhalter; Bienenhalterin beekeeper — someone who keeps bees
imker Imker; Bienenzüchter; Zeidler apiculteur — Personne qui élève des abeilles.



Duits

Uitgebreide vertaling voor imker (Duits) in het Nederlands

Imker:

Imker [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Imker
    de imker; de bijenhouder
    • imker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bijenhouder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Imker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijenhouder Imker
imker Imker

Synoniemen voor "Imker":

  • Bienenzüchter; Zeidler; Berufstätiger

Wiktionary: Imker

Imker
noun
  1. Person, die sich beruflich oder nebenberuflich mit Honiggewinnung und/oder der Zucht und Aufzucht von Bienenköniginnen befasst

Cross Translation:
FromToVia
Imker bijenhouder; imker beekeeper — someone who keeps bees
Imker bijenhouder; iemker; imker apiculteur — Personne qui élève des abeilles.
Imker bijenteelt apiculturedomestication et élevage des abeilles dans le but de produire du miel et de la cire d’abeilles.