Son in het Zweeds vertaald uit het Frans

son bijvoeglijk naamwoord

son
hans
- hans bijvoeglijk naamwoord
son (sa; ses)
hennes
- hennes bijvoeglijk naamwoord
son (ses; sa)
vilkens
- vilkens bijvoeglijk naamwoord

son [le ~] zelfstandig naamwoord

le son (ton; sonorité; voix; timbre; musique; teinte; note; accent)
ljud; tonhöjd; ton; klang; timbre; intonation
- ljud [-ett] zelfstandig naamwoord
- tonhöjd zelfstandig naamwoord
- ton [-ett] zelfstandig naamwoord
- klang [-en] zelfstandig naamwoord
- timbre [-en] zelfstandig naamwoord
- intonation [-en] zelfstandig naamwoord
le son (timbre; voix; ton; musique; sonorité; teinte; note; accent)
tonsäkerhet; intonation
- tonsäkerhet zelfstandig naamwoord
- intonation [-en] zelfstandig naamwoord
le son (commérage; rumeur; bavardage; cancan; racontars; cancans; médisance; papotage; voix; calomnie; ragots; clabaudage)
skvaller; smutskastning; baktaleri
- skvaller [-ett] zelfstandig naamwoord
- smutskastning [-en] zelfstandig naamwoord
- baktaleri zelfstandig naamwoord
le son (son de froment)
vetekli
- vetekli [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor son:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
baktaleri	bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix
intonation	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix	accent; cadence; composition; inflexion de la voix; intonation; ton
klang	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix	bruit sourd; grondement
ljud	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix	audio; bruits; fichier audio; sons
skvaller	bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix	babillage; bavard; bavardage; bavardages; bobards; brin de causette; bêtises; calomniatrice; calomnie; cancan; cancans; causerie; causeries; causettes; causeur; clabaudage; commérage; commérages; diffamateur; diffamation; infamie; moulin à paroles; non-sens; papotage; parleur; potins; racontar; racontars; radotages; ragot; ragots; sottises
smutskastning	bavardage; calomnie; cancan; cancans; clabaudage; commérage; médisance; papotage; racontars; ragots; rumeur; son; voix	chasse aux sorcières
timbre	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix
ton	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix	note de musique; petit peu; rien; teinte; timbre; timbre sonore; ton
tonhöjd	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix	hauteur tonale; ton; tonée
tonsäkerhet	accent; musique; note; son; sonorité; teinte; timbre; ton; voix
vetekli	son; son de froment
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hans		sien
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hans	son
hennes	sa; ses; son
vilkens	sa; ses; son

Synoniemen voor "son":

bourdonnement; bruit; ronflement; vrombissement; rumeur; murmure; tintement; bruissement; fredonnement; tonalité; timbre; éclat; ton; sonorité; résonance; sien; à lui; à elle; vignette; affranchit; voix; organe; gorge; cri; chant; parole; vibration; rugissement

Wiktionary: son

son

-
- son → hennes; hans

noun

Quelque chose que l’on peut écouter, entendre.
- son → ljud
résidu de la mouture du blé et d’autres céréales, provenant du péricarpe des grains.
- son → kli

Cross Translation:

From	To	Via
• son	→ sin; hennes	↔ her — belonging to
• son	→ sin; hans	↔ his — attributive: belonging to him
• son	→ dess	↔ its — belonging to it
• son	→ sina; sitt; sin; ens	↔ one's — belonging to
• son	→ ljud	↔ sound — sensation perceived by the ear
• son	→ ljud	↔ sound — vibration capable of causing this
• son	→ stämma	↔ voice — the tone or sound emitted by anything
• son	→ ljud	↔ klank — in het algemeen wordt hiermee het totaal aan eigenschappen van een geluid aangeduid
• son	→ kli	↔ Kleie — Abfallprodukt beim Mahlen von Getreide
• son	→ ljud	↔ Laut — ein Geräusch, das durch die menschliche oder tierische Stimme hervorgerufen wird
• son	→ ljud	↔ Schall — alle möglichen Geräusche, Klänge und Töne
• son	→ hennes	↔ ihr — Form des femininen Possessivpronomens „ihr, ihre, ihr“: Zeigt den Besitz, das Eigentum oder die Zugehörigkeit einer Person beziehungsweise Sache zu einer weiblichen Person, Sache an

Vertaal son van Frans naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor son (Frans) in het Zweeds

son:

son bijvoeglijk naamwoord

son

son (sa; ses)

son (ses; sa)

son [le ~] zelfstandig naamwoord

le son (ton; sonorité; voix; timbre; musique; teinte; note; accent)

le son (timbre; voix; ton; musique; sonorité; teinte; note; accent)

le son (commérage; rumeur; bavardage; cancan; racontars; cancans; médisance; papotage; voix; calomnie; ragots; clabaudage)

le son (son de froment)

Vertaal Matrix voor son:

Synoniemen voor "son":

Wiktionary: son

Verwante vertalingen van son