Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pif:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor pif (Frans) in het Zweeds

pif:

pif [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le pif (museau)
    kran; snok
    • kran [-en] zelfstandig naamwoord
    • snok [-en] zelfstandig naamwoord
  2. le pif (nez de patate)
    potatisnäsa
  3. le pif (nez tubéreux; trompe)
    knölig näsa

Vertaal Matrix voor pif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knölig näsa nez tubéreux; pif; trompe
kran museau; pif bras de grue; flèche de grue; grue; robinet; robinet à eau; volée de grue
potatisnäsa nez de patate; pif
snok museau; pif détective; enquêteur; fonctionnaire de la police judiciaire; limier; prospecteur
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
snok couleuvre à collier

Synoniemen voor "pif":

  • blair; blase; tarin; nez

Wiktionary: pif


Cross Translation:
FromToVia
pif kran schnozzle — slang: human nose