Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. passagère:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor passagère (Frans) in het Zweeds

passagère:

passagère [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la passagère (passager; petit fardeau)
    passagerare; person ombord

Vertaal Matrix voor passagère:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passagerare passager; passagère; petit fardeau occupant; passager; passagers; voyageur
person ombord passager; passagère; petit fardeau
tillfällig interligne; intermittence; intervalle; intérim; pause; période; temps
tillfälligt employé intérimaire; intérimaire
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tiden som kommer intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire
tillfällig fugace; momentané; passager; passagère; temporaire; temporairement; éphémère actuel; de temps en temps; de temps à autre; décontracté; en courant; en passant; entre la poire et le fromage; facultatif; familier; familière; incidemment; informel; intérimaire; momentané; non obligatoire; nonchalamment; nonchalant; négligemment; occasionnel; occasionnellement; optionnel; parfois; provisoire; provisoirement; quelquefois; sans contrainte; sans engagement; temporaire; temporairement; temporel; à cet instant
tillfälligt fugace; momentané; passager; passagère; temporaire; temporairement; éphémère accidentellement; actuel; au petit bonheur; de temps en temps; de temps à autre; décontracté; en courant; en passant; entre la poire et le fromage; facultatif; familier; familière; incidemment; informel; intérimaire; momentané; non obligatoire; nonchalamment; nonchalant; négligemment; occasionnel; occasionnellement; optionnel; par hasard; parfois; provisoire; provisoirement; quelquefois; remplaçant; sans contrainte; sans engagement; suppléant; temporaire; temporairement; temporel; à cet instant; à tout hasard

Synoniemen voor "passagère":


Wiktionary: passagère


Cross Translation:
FromToVia
passagère tillfällig; kortvarig vorübergehend — nur für kurze Zeit